Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33744/GA, 23 september 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33744/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    23 september 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om te worden overgebracht naar een instelling voor de verlening van forensische zorg op grond van artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) (een ‘artikelplaatsing’), nadat de beroepscommissie de directeur had opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 8 mei 2023 het beklag ongegrond verklaard (VU 2023/506). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep 
Standpunt van klager
De beroepscommissie heeft klagers beroep inzake de afwijzing van zijn verzoek om een artikelplaatsing op 28 februari 2023 gegrond verklaard. De beroepscommissie heeft de directeur opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen binnen veertien dagen. De directeur stelt dat hij zich dient te houden aan artikel 32, derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Maar incidenteel verlof is niet aan de orde. 

De directeur stelt dat hij op 14 maart 2023 een nieuwe beslissing heeft genomen, maar dat is onjuist. Blijkens de beslissing die klager heeft ontvangen, is de beslissing pas op 12 april 2023 genomen. Dat is een maand later dan de termijn van veertien dagen. De directeur had opnieuw moeten beslissen aan de hand van de stukken die er destijds lagen. Hij had geen advies hoeven opvragen bij de selectiefunctionaris. Indien nieuwe adviezen gevraagd worden, kan niet binnen veertien dagen beslist worden. 

De directeur suggereert dat de stukken om tot een artikelplaatsing te kunnen komen in het geheel zouden ontbreken. Maar op              20 mei 2022 heeft de directeur beslist dat klager niet in aanmerking kwam voor een artikelplaatsing zonder inhoudelijk advies van de selectiefunctionaris. Er mag worden aangenomen dat deze beslissing is gebaseerd op een deugdelijke motivering met alle benodigde stukken. De directeur had ook een tijdige beslissing kunnen nemen in afwachting van het advies van de selectiefunctionaris.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
Eerder heeft de vrijhedencommissie negatief geadviseerd over de artikelplaatsing. Destijds is ook een advies bij de selectiefunctionaris opgevraagd. Toen heeft de selectiefunctionaris aangegeven dat als de vrijhedencommissie negatief adviseert, het dossier niet meer aan de selectiefunctionaris voorgelegd hoeft te worden. Er lag dus geen inhoudelijk advies van de selectiefunctionaris.

Gelet op het positieve advies van de vrijhedencommissie is opnieuw een advies opgevraagd bij de selectiefunctionaris. Gelet op de adviserende functie van de selectiefunctionaris kan niet van de directeur worden verwacht dat hij een nieuwe beslissing neemt zonder inhoudelijk advies van de selectiefunctionaris. Dat zou zonder meer een onzorgvuldige beslissing opleveren. De termijnoverschrijding kan de directeur niet worden verweten. De directeur heeft de dag na ontvangst van het advies beslist.

Hoewel het beroepschrift ziet op het niet tijdig beslissen en niet op de inhoud van de beslissing, voert de directeur inhoudelijk het volgende aan. Voor een artikelplaatsing dient een indicatie te worden gezien. Als een indicatie wordt gezien door het psycho-medisch overleg (PMO), wordt het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) betrokken voor het afgeven van een indicatiestelling. Het PMO zag geen indicatie. Dat verklaart het ontbreken van een indicatiestelling van het NIFP.

 

3. De beoordeling
De ontvankelijkheid van klager in zijn beklag
Klager heeft eerder beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om te worden overgebracht naar een instelling voor de verlening van forensische zorg op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw, een ‘artikelplaatsing’. De beroepscommissie heeft dat beklag op    28 februari 2023 gegrond verklaard, omdat de beslissing onvoldoende gemotiveerd was (RSJ 28 februari 2023, 22/28286/GA). De beroepscommissie heeft de beslissing van de directeur vernietigd en de directeur opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. 

Klager heeft op 27 maart 2023 beklag ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De directeur stelt op 14 maart 2023 een beslissing te hebben genomen, nadat klagers aanvraag was behandeld bij de vrijhedencommissie. De beroepscommissie acht het echter onvoldoende gebleken dat op 14 maart 2023 al een beslissing op klagers verzoek was genomen. De directeur heeft immers niet aangevoerd wat er toen zou zijn beslist. De directeur stelt verder dat hij voor het nemen van de definitieve beslissing afhankelijk was van het advies van de selectiefunctionaris en dat dit advies na de bespreking in de vrijhedencommissie is opgevraagd. Op 11 april 2023 heeft de selectiefunctionaris geadviseerd. De directeur heeft klagers verzoek op 12 april 2023 in een schriftelijke beslissing afgewezen.
    
Er kan worden geklaagd over een verzuim of weigering om te beslissen (artikel 60, tweede lid, van de Pbw). Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd, indien niet binnen de wettelijke of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen.

De beroepscommissie overweegt dat als de directeur een termijn opgelegd heeft gekregen door de beklag- of beroepscommissie, een gedetineerde na afloop van die termijn kan klagen tegen het niet-tijdig nemen van een beslissing. Op 27 maart 2023 was de termijn verstreken, dus klager is terecht ontvangen in zijn beklag.

De beroepscommissie overweegt dat het beklag niet gericht is tegen de uiteindelijke – vóór de uitspraak van de beklagcommissie genomen – afwijzende beslissing van de directeur. Over de redelijkheid en billijkheid van die beslissing zal de beroepscommissie zich daarom niet uitlaten (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA).

Inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat als de beklag- of de beroepscommissie de directeur de opdracht geeft om binnen een bepaalde termijn een nieuwe beslissing te nemen, de directeur zich aan deze termijn dient te houden. Bij een overschrijding van de opgelegde termijn zal het daartegen ingestelde beklag gegrond verklaard worden. 

De beroepscommissie had opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. De directeur heeft de uitspraak van de beroepscommissie op 3 maart 2023 ontvangen. De directeur heeft op 12 april 2023 beslist. Daarmee is de termijn met ruim drie weken overschreden. Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Klager heeft in dit geval onvoldoende onderbouwd welk ongemak hij als gevolg van het niet tijdig beslissen heeft ondervonden. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 


Deze uitspraak is op 23 september 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door 
mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven