Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36243/TA en 23/36829/TA, 21 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36243/TA en 23/36829/TA

          

Betreft [klager]

Datum 21 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen:

a. een belmaatregel, ingaande 17 november 2022 (RV2022-450);

b. een afzonderingsmaatregel, ingaande op 16 november 2022 (RV2022-451).

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 17 augustus 2023 bij afzonderlijke uitspraken  het beklag onder a. formeel en materieel gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €150,- en €7,50 voor het formele gebrek en het beklag onder b. gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €112,50. De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn waarnemend raadsvrouw mr. N. Godding en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 12 april 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek. Mr. I.J. Kornelis, senior adviseur bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

De beklagcommissie heeft ten onrechte geoordeeld dat wat in de schriftelijke mededelingen van de maatregelen staat, onvoldoende concreet is om de maatregelen te rechtvaardigen. Er zijn verontrustende chatberichten gevonden op het Facebookaccount van klager. Uit deze berichten bleek dat klager, voor zover bij de instelling bekend, sinds juni 2022 geregeld met zijn neef heeft gechat. Klagers neef was toentertijd 22 jaar oud. Echter verbleef zijn neef in een instelling, heeft hij een dwangstoornis en is kwetsbaar. In deze gesprekken gaat het eerst over dagelijkse zaken, maar half september 2022 vraagt klager aan zijn neef of hij zich wil laten screenen, zodat zij, buiten de chatgesprekken, contact met elkaar kunnen hebben. Klagers neef wijst dit af. In de gesprekken daaropvolgend blijft klager aansturen op screening, wat zijn neef duidelijk niet wil. Eind september 2022 geeft klager in een gesprek aan dat hij binnenkort een onbegeleid verlofkader krijgt en dat hij dan graag met zijn neef wil afspreken zonder dat zijn neef gescreend is. Volgens de verlofvoorwaarden van klagers verlofaanvraag is dit niet toegestaan. Het behandelteam vond het verontrustend dat klager al aanstuurde op schending van zijn verlofvoorwaarden alvorens zijn verlof was gestart. Mede omdat op dat moment de intenties van klager niet duidelijk waren. Ook dit contact heeft de neef afgehouden. Klager bleef echter druk uitoefenen op zijn neef en aansturen op een 'toevallige' ontmoeting tijdens zijn onbegeleid verlof. Het gesprek ging geleidelijk steeds meer over seksualiteit. Gezien klagers indexdelict maakte het behandelteam naar aanleiding van deze berichten zich zorgen om klagers gedrag. Er was dan ook sprake van delict dynamiek die verder onderzocht moest worden. Toen klager naderhand door zijn therapeuten hiermee geconfronteerd werd, heeft klager ook aangegeven dat het gesprek over seksualiteit onbewust iets bij hem veroorzaakte dat ervoor kon zorgen dat hij alarmsignalen en risicosituaties niet als dusdanig in kon schatten. Daarnaast zijn er op de telefoon van klager afgeschermde berichten van niet gescreende nummers gevonden waar seksueel gerelateerde zaken in staan. Dit alles bij elkaar maakte dat de instelling niet anders kon dan aan klager zowel een afzonderings- als belmaatregel op te leggen. Tot slot is de instelling van mening dat indien het behandelteam van oordeel is dat er, mede gezien klagers indexdelict en delict dynamiek, verontrustende zaken zijn geconstateerd die nader onderzoek behoeven, hier ook van mag worden uitgegaan. Voor wat betreft de voortduring van de maatregelen verwijst de instelling naar de verweerschriften van 12 en 18 april 2023. Het beroep ziet niet op de grondverklaring ten aanzien van het formele gebrek en de aan klager toegekende tegemoetkoming van €7,50.

Standpunt van klager

Namens klager wordt verwezen naar alle stukken die reeds eerder in de beklagprocedure zijn ingebracht. De beklagcommissie heeft terecht geoordeeld dat de opgelegde maatregelen niet voldoende onderbouwd zijn. Uit de twee berichten die de instelling heeft aangeleverd blijkt dat klagers neef heeft gereageerd op de berichten van klager. Daaruit blijkt niet dat de neef niet voor zichzelf kan opkomen. Uit deze berichten blijkt ook niet van seksueel getinte berichten of dat klager zich dwingend heeft opgesteld. De neef van klager heeft in een instelling verbleven, maar verbleef daar niet meer ten tijde van de berichten. De instelling heeft de dagelijks met klager gevoerde gesprekken ook niet overgelegd. Klager heeft geen verlofvoorwaarden geschonden. Het standpunt van de instelling klinkt misschien helder, maar is niet te verifiëren. Klager heeft met zijn behandelend psycholoog de berichten doorgenomen om te bespreken wat dat met klager heeft gedaan. De psycholoog heeft geconcludeerd dat geen sprake is geweest van delict gedrag of schending van klagers verlofvoorwaarden.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft een verpleegde, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vijfde lid te stellen beperkingen, het recht telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Op grond van artikel 38, derde lid, van de Bvt, kan het hoofd van de instelling het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek weigeren voor een periode van ten hoogste vier weken, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, van de Bvt.

In de schriftelijke mededeling van de belmaatregel is toegelicht dat er op basis van chatberichten vermoedens bestaan dat klager tijdens verlof en tijdens het verblijf binnen de instelling grensoverschrijdend gedrag heeft laten zien.

Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid aan klager een belmaatregel heeft kunnen opleggen, nu uit de stukken blijkt dat klager grensoverschrijdend gedrag heeft laten zien, zich niet aan de afspraken heeft gehouden en gedrag heeft laten zien dat zijn delict dynamiek raakt. Of klagers neef minderjarig of meerderjarig was op het moment dat klager contact met hem had, doet daar niet aan af. De beroepscommissie acht de schriftelijke mededeling van de opgelegde belmaatregel voldoende gemotiveerd. Ook wordt de duur van de belmaatregel niet onredelijk lang geacht.

Beklag b.

Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Bvt in samenhang bezien met artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Bvt kan het hoofd van een instelling een verpleegde afzonderen indien dit noodzakelijk met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Bvt.

In de schriftelijke mededeling van de aan klager opgelegde afzonderingsmaatregel staat beschreven dat door het personeel verontrustende berichten zijn gezien op het moment dat klager gebruik maakte van Facebook Messenger in de mediatheek. Wanneer klager hierover wordt bevraagd stelt hij dat hij contact heeft gezocht met zijn neef omdat hij zich zou willen laten screenen. Na verdere controle van klagers telefoon en Facebookaccount zijn afgeschermde berichten met seksueel gerelateerde teksten aangetroffen. Voorts blijkt uit de berichten tussen klager en zijn neef dat de grens van zijn neef wordt opgezocht of zelfs over de grens heen wordt gegaan. Het gesprek is uitdagend en meerdere keren gericht op spanning en seksualiteit.

Uit de stukken en dat wat ter zitting is besproken, komt naar voren dat klager grensoverschrijdend gedrag heeft laten zien, zich niet aan de afspraken heeft gehouden en gedrag heeft laten zien dat zijn delict dynamiek raakt. De beroepscommissie is van oordeel dat in redelijkheid uitgegaan kan worden van de juistheid van het oordeel van het behandelteam van klager dat er, mede gezien klagers indexdelict en delict dynamiek, nader onderzoek gedaan moest worden. De beroepscommissie acht het daarom niet onredelijk dat het hoofd van de instelling nader onderzoek heeft willen doen naar de gedragingen van klager en hem mede daarom een afzonderingsmaatregel heeft opgelegd. Ook wordt de duur van de afzonderingsmaatregel niet onredelijk lang geacht.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kunnen de beslissingen van het hoofd van de instelling niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraken van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde vernietigen en het beklag onder a. en b. alsnog inhoudelijk ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag onder a. en b.  alsnog inhoudelijk ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 21 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven