Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40616/SGA, 15 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/40616/SGA

               

Betreft [Verzoeker]

Datum 15 mei 2024

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Lelystad (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van uitsluiting van deelname aan de arbeid, voor de duur van zes weken, vanwege het maken van obscene gebaren tijdens de arbeid en het uitschelden van een inrichtingsmedewerkster, ingaande op 7 mei 2024 om 16:30 uur en eindigend op 18 juni 2024 om 16:30 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. C.H.J. van Dooijeweert, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk PL2024-753).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat hij veel waarde hecht aan deelname aan de arbeid. Hij heeft geen obscene gebaren gemaakt en heeft geen inrichtingsmedewerker beledigd. Er zijn medegedetineerden die zijn onschuld kunnen bevestigen, aldus verzoeker.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 7 mei 2024, komt naar voren dat verzoeker tijdens de arbeid obscene gebaren (het uitbeelden van seks) heeft gemaakt. Daarnaast heeft verzoeker een inrichtingsmedewerkster voor “kankerhoer” uitgescholden. De inrichtingsmedewerkster heeft verzoeker teruggestuurd naar de afdeling. Verbale agressie richting het inrichtingspersoneel is niet toegestaan, aldus de directeur.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Op grond van artikel 51, eerste lid onder c., van de Penitentiaire beginselenwet kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten. Deze uitsluiting mag ten hoogste twee weken. In dit geval heeft de directeur beslist verzoeker uit sluiten van deelname aan de arbeid voor de duur van zes weken. De beslissing is daarmee in strijd met de wet genomen voor zover deze de maximale duur van twee weken overschrijdt, te weten vanaf 21 mei 2024. Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen.

Voor zover de beslissing ziet op de uitsluiting van de deelname aan de arbeid voor de duur van (het wettelijke maximum van) twee weken, kan de beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt gelet op dat wat uit de stukken naar voren komt over verzoekers gedrag. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover de disciplinaire straf de duur van twee weken te boven gaat en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met ingang van 21 mei 2024 tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

De voorzitter wijst het verzoek voor het overige af.

 

 

Deze uitspraak is op 15 mei 2024 gedaan door mr. M.L. Plas, voorzitter, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven