Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36390/GM, 16 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36390/GM

         

Betreft [Klager]

Datum 16 mei 2024
 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet tijdig is behandeld voor de ziekte van Lyme.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman, mr. G.J. Woodrow, gehoord op de digitale zitting van 23 april 2024.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is in 2022 door een insect in zijn arm gebeten. Er zat een cirkel om de beet heen en zijn arm was bont en blauw. Het vermoeden van het personeel en de medische dienst was een tekenbeet, maar de arts dacht daar anders over. Klager heeft eerst antibiotica gehad en een dag later medicatie tegen een huidinfectie. Klagers bloed is toen niet getest op Lyme. Klager voelde zich later heel zwak, hij werd snel moe en viel ineens bijna 30 kg af. Hij werd wakker met pijn in zijn botten. Hij heeft een jaar lang gewrichtspijn gehad. Klager is meerdere keren naar de medische dienst geweest. Er werd wel bloed afgenomen maar er is nooit getest op Lyme. In juni 2023 is het gevoel in zijn linkervoet en halverwege zijn linker scheenbeen verdwenen en heeft hij pijn bij het lopen gekregen. Klager is bij de reumatoloog geweest. Hij heeft zelf de medische dienst gevraagd om bloed af te nemen voor onderzoek naar MS, ALS en Lyme. De bacterie van Lyme is aangetroffen. Klager heeft dertig dagen een antibioticumkuur gehad. Daarna is zijn bloed weer getest en de uitslag was hetzelfde. De arts heeft gezegd voor 98% te vermoeden dat klager geen Lyme heeft, maar het kan zijn dat klager bij die 2% zit. Een jaar later heeft klager dus nog steeds geen duidelijkheid over wat hij heeft, terwijl de symptomen voor zich spreken. De gevoelloosheid houdt aan en de gewrichtspijn is hetzelfde. Klager is bang dat het erger gaat worden. Klager vraagt zich af of hij als hij in 2022 was getest en de juiste medicatie had gekregen, de bacterie dan niet meer zou hebben gehad.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft zich aangesloten bij de bevindingen van de medisch adviseur. De medische dienst is zorgvuldig te werk gegaan en heeft voldoende aandacht besteed aan klagers klachten en weloverwogen gehandeld.

 

3. De beoordeling

Op basis van het medisch dossier en wat is besproken op de zitting kan worden vastgesteld dat klager op 9 augustus 2022 door de huisarts is gezien vanwege een grote rode plek en een kring op zijn arm. Klager vermoedde dat hij was gebeten door een teek en de huisarts is gestart met een antibioticum gericht tegen de ziekte van Lyme (doxycycline). De volgende dag is klager met toenemende klachten door een andere arts gezien. De roodheid op zijn arm was toegenomen en klager voelde zich niet lekker. Het beeld paste volgens de huisarts bij een huidontsteking en niet bij een huidreactie na een tekenbeet. Het antibioticum tegen Lyme werd gestopt en gestart werd met een antibioticum tegen huidinfecties (flucloxacilline). De dag erna namen de klachten af. Op 22 maart 2023 meldde klager zich omdat hij zich niet fit voelde en veel was afgevallen. Klagers bloed is onderzocht en hij is doorverwezen naar het ziekenhuis. In mei 2023 is klager gezien door de reumatoloog. Klagers bloed is opnieuw onderzocht op onder andere de ziekte van Lyme. Naar aanleiding van de uitslag is een antibioticum gericht tegen de ziekte van Lyme voorgeschreven en klager is in verband met zijn aanhoudende klachten verwezen naar de neuroloog. Uit de brief van de neuroloog van 29 augustus 2023 blijkt dat de neuroloog neuroborreliose (ziekte van Lyme) niet volledig kon uitsluiten maar dat hij daarvoor ook geen duidelijke aanwijzingen had. Vervolgens is het bloed van klager nog een keer getest waaruit opnieuw bleek dat er Immunoglobuline M (IgM), een antistof tegen de Borrelia bacterie, aanwezig was.

De beroepscommissie is van oordeel dat de op 10 augustus 2022 gestelde diagnose en de beslissing om een ander antibioticum voor te schrijven en geen bloedonderzoek te verrichten, niet als onzorgvuldig kan worden aangemerkt. De huidklachten namen na 10 augustus 2022 af. Een kring of vlek op de huid ontstaat meestal binnen één tot twee weken na een tekenbeet. Pas na ongeveer vier tot acht weken kunnen antistoffen tegen de Borrelia-bacterie voor het eerst in het bloed worden gemeten. Daarom kan de uitslag bij een bloedonderzoek kort na een eventuele besmetting, toch negatief zijn omdat er nog geen antistoffen aanwezig zijn.

Een laboratoriumtest voor de ziekte van Lyme kan de diagnose ondersteunen, maar is daarvoor niet doorslaggevend. Een bevestiging van een infectie met de Borrelia-bacterie vormt een van de aanknopingspunten voor het stellen van de diagnose ziekte van Lyme. Om de diagnose te stellen worden de gezondheidsklachten, het gedrag van de patiënt en de bloedwaarden beoordeeld. De antilichamen kunnen nog lang in het bloed aanwezig zijn als de bacterie al is verdwenen. De aanwezigheid van antistoffen na een periode van meer dan enkele maanden vormt vaak de reden van een fout-positieve uitslag. Verder is het herhalen van serologisch onderzoek niet geïndiceerd om het effect van de behandeling aan te tonen.

De kans is groot dat er in dit geval geen sprake was van Lyme borreliose. Hierbij is ook van belang dat de door klager genoemde symptomen de mogelijkheid van een andere oorzaak van de klachten niet uitsluiten.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de inrichtingsarts onzorgvuldig of inadequaat op klagers klachten heeft gereageerd.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 16 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven