Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37757/JB, 10 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37757/JB

    

Betreft [klager]

Datum 10 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 oktober 2023 beslist klager te plaatsen op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 28 november 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. N.M. van Wersch, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers waarnemend raadsvrouw, mr. L. Schouten, en de selectiefunctionaris, […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 30 april 2024 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid. […], collega van [selectiefunctionaris], was als toehoorder aanwezig.

Op 3 mei 2024 heeft verweerder nadere schriftelijke inlichtingen vertrekt. Klagers raadsman heeft gelegenheid gekregen om hierop binnen een daarvoor gegeven termijn schriftelijk te reageren en heeft dat gedaan op 6 mei 2024.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft zich neergelegd bij het einde van zijn verblijf in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda en zijn plaatsing in een inrichting voor volwassenen. Maar dat betekent nog niet dat het ook noodzakelijk is dat klager op de BPG-afdeling met ‘zware jongens’ wordt geplaatst. De stap naar de BPG-afdeling is disproportioneel groot. Daar is klagers ontwikkeling op geen enkele manier bij gebaat. Hij heeft er ook last van dat alle bezoeken achter glas plaatsvinden en hij weinig belmomenten heeft.

Het steekt klager dat hij niet de kans heeft gekregen om zich te bewijzen op een reguliere afdeling van een PI, waar hij geen last meer heeft van het opvoedkundig karakter van een JJI. Dat is namelijk het belangrijkste. Het geeft klager rust dat er geen behandeldruk meer is. Klager werkt op de BPG-afdeling overigens wel mee aan een agressieregulatie-training.

Het gaat inmiddels beter met klager. Hij doet zijn best en hij doet netjes tegen het personeel. Klager blowt ook niet meer. Het is de vraag hoe het nu verder moet. Verweerder wil klager plaatsen op een derde Individuele Trajectafdeling (ITA) die nog gecreëerd wordt. Maar er is nog helemaal geen zicht op wanneer die ITA zal zijn gerealiseerd. Klager is (in elk geval: inmiddels) klaar voor plaatsing in een reguliere gevangenis en moet daar – in de tussentijd – worden geplaatst.

Klagers PIJ-maatregel kan nog één keer worden verlengd. Daarna kan de PIJ-maatregel worden omgezet in een tbs-maatregel, maar dat is nog maar nauwelijks gebeurd. Het is dus nog maar de vraag of dat echt gaat gebeuren. Als dit gebeurt, dan zal dat pas volgend jaar zijn. De nadere inlichtingen van verweerder geven geen aanleiding tot een nadere reactie.

Standpunt van verweerder

Klager is tijdens zijn PIJ-maatregel twee keer veroordeeld op grond van het volwassenenstrafrecht vanwege mishandeling. Op 24 maart 2023 heeft klager zich tijdens een begeleid verlof op een gewelddadige manier onttrokken aan zijn PIJ-maatregel. Hij verbleef op dat moment op de ITA van de JJI Lelystad. Nadat klager de dertig dagen gevangenisstraf voor deze mishandeling had ondergaan, is hij op 4 juli 2023 op de ITA van de RJJI Den Hey- Acker geplaatst. Daar haalde hij op 25 juli 2023 opnieuw fors uit naar een medewerker. Hiervoor heeft klager zeven dagen gevangenisstraf opgelegd gekregen.

Uit het reclasseringsadvies van 11 december 2023 komt naar voren dat er sprake is van een zorgelijk beeld ten aanzien van klagers geestelijke gezondheid. Hij heeft een lichtverstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Daarnaast is er een hoge mate van psychopathie en kampt klager met verslavingsproblematiek. Er zijn ernstige zorgen over geweld naar anderen.

De tenuitvoerlegging van klagers PIJ-maatregel kenmerkt zich door geweldsincidenten, beveiliging en overplaatsingen. Therapie is niet van de grond gekomen. Klager heeft na het incident op 25 juli 2023 kort op de BPG-afdeling verbleven. Zijn terugplaatsing in de RJJI Den Hey-Acker leidde direct tot een nieuwe alarmsituatie, waarbij het Intern Bijstandsteam (IBT) moest worden ingezet. Klagers agressieve en dreigende gedrag zorgde voor angst en onzekerheid bij zowel groepsgenoten als het personeel. Op het einde van klagers verblijf in de RJJI werd hij door drie man van het Landelijk Bijzonder Bijstandsteam (LBB) benaderd.

Verweerder verwijst verder naar de initiële beslissing en de beslissing op bezwaar. Er kan worden geconcludeerd dat moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat klager in een JJI moet worden geplaatst. De beslissing om klager niet in een JJI, maar in een PI te plaatsen, is gebaseerd op ernstige en structurele beheersproblematiek. Daarom wijst verweerder klagers wens om op een reguliere afdeling te worden geplaatst van de hand. Klager is door zijn gedrag niet geschikt om in een gemeenschapsregime of groep te functioneren. Daarom moet hij in een individueel regime worden geplaatst. Uit het PIJ-verlengingsadvies blijkt dat de duidelijkheid op de BPG-afdeling klager goed lijkt te doen.

Het is de verwachting dat de derde ITA in 2024 wordt opgeleverd, maar meer is er niet bekend. Het is een dilemma waar klager in de tussentijd moet verblijven. Klager zit in ‘groep A’ op de BPG-afdeling en is daarmee op zich gereed voor uitstroming, maar er is geen geschikte vervolgafdeling voor hem beschikbaar. Klager heeft op beide bestaande ITA’s verbleven en terugkeer daar is voor het personeel en de groepsgenoten onwenselijk. Klager is er in feite de dupe van dat er helaas nog geen derde ITA is.

Op grond van de wet- en regelgeving moet de PIJ-maatregel ten uitvoer worden gelegd op de plaats waar de behandeling plaatsvindt. Dat is moeilijk in een reguliere gevangenis. De rechter heeft benadrukt dat klager wel ontvankelijk is voor structuur en begrenzing. De stap naar een reguliere gevangenis acht verweerder te groot.

Het is nog te vroeg om uitspraken te doen over de eventuele omzetting van klagers PIJ-maatregel naar een tbs-maatregel (na afloop van de maximale termijn). Die mogelijkheid wordt wel onderzocht. Hiervoor is klager aangemeld bij het Pieter Baan Centrum (PBC). Het PBC heeft aangegeven dat zij momenteel een wachtlijst hebben van 27 weken.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de RJJI Den Hey-Acker te Breda. Bij beslissing van 9 oktober 2023 is hij geplaatst op de BPG-afdeling van de PI Vught, vanwege aanhoudende incidenten.

PI in plaats van een JJI?

Voor een jeugddetentie of PIJ-maatregel geldt dat die alleen in een uiterste noodsituatie ten uitvoer kan worden gelegd in een PI (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 12). Bij een meerderjarige kan het “afhankelijk van de persoon van de betrokkene [wenselijk zijn] dat deze in een inrichting voor volwassenen wordt ondergaan” (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 13). Ook dan dient, alles overwegend, echter sprake te zijn van een uiterste noodsituatie (vergelijk recent bijvoorbeeld RSJ 11 juli 2023, 23/33415/GB).

Klager en verweerder zijn het er – inmiddels – over eens dat klager beter in een PI dan in een JJI kan verblijven, in elk geval zolang er geen ITA is waar klager kan worden geplaatst. De beroepscommissie is het daarmee eens: er is sprake van een uiterste noodsituatie.

BPG-afdeling in plaats van een gewone gevangenis?

Klager is het er niet mee eens dat hij (nog steeds) op een BPG-afdeling verblijft in plaats van op een gewone gevangenisafdeling.

Op een BPG-afdeling geldt een individueel regime. Op grond van artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een individueel regime gedetineerden worden geplaatst die niet in staat of ongeschikt zijn om in een gemeenschapsregime te functioneren of te verblijven, omdat zij een ernstig beheersrisico voor zichzelf of anderen vormen. Dit beheersrisico kan het gevolg zijn van:

-    hun persoonlijkheid;

-    hun gedrag;

-    andere persoonlijke omstandigheden;

-    de aard van het door hen gepleegde delict; of

-    de aard van het delict waarvan zij worden verdacht dit te hebben gepleegd.

De beroepscommissie begrijpt dat het voor klager heftig is (geweest) om vanuit een JJI in een individueel regime (dus op de BPG-afdeling) te worden geplaatst. De aard, de sfeer en de medegedetineerden op die afdeling zijn heel anders dan in een JJI. De beroepscommissie begrijpt ook dat het onprettig is als bezoek achter glas plaatsvindt en klager minder kan bellen. De beroepscommissie gaat er overigens ook van uit dat het een absolute uitzondering is dat een jeugdige vanuit een JJI op een BPG-afdeling wordt geplaatst.

De beroepscommissie vindt het – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – echter niet onredelijk of onbillijk dat klager op de BPG-afdeling is geplaatst (en daar tot op heden verblijft). Verweerder heeft namelijk in redelijkheid kunnen concluderen dat klager een ernstig beheersrisico vormt, (alleen al) gelet op zijn persoonlijkheid en zijn gedrag. Uit het dossier blijkt immers dat klager een lichtverstandelijke beperking heeft en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Daarnaast is er een hoge mate van psychopathie en kampt(e) klager met verslavingsproblematiek. Klager is meerdere keren (zeer) agressief geweest in verschillende JJI’s, ook ondanks diverse interventies. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat hij – zelfs op de ITA – moest worden begeleid door drie mensen van het LBB. Het personeel en groepsgenoten voelden zich niet veilig.

De beroepscommissie begrijpt dat klager de kans wil krijgen om zich ‘te bewijzen’ op een reguliere afdeling, maar zij begrijpt ook dat verweerder het risico dat dat misgaat nu te groot vindt. Het is daarnaast belangrijk dat het op dit moment goed gaat met klager. De beroepscommissie spreekt de wens uit dat als dat zo blijft, dat klager zo snel mogelijk op de (derde) ITA kan worden geplaatst en dat hij vanuit daar verdere stappen kan zetten.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 10 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, M. Bakker MSc en drs. F.W. Post, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven