Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40448/SGA, 3 mei 2024, schorsing
Uitspraakdatum:03-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          24/40448/SGA

          

Betreft  [verzoeker]

Datum  3 mei 2024

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 30 april 2024 beslist dat verzoeker gedurende een periode van zes weken niet in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma.

Verzoekers raadsvrouw, mr. S. Schilder, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2024-501).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. De voorzitter overweegt daartoe als volgt.

In artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is bepaald dat er altijd een beslissing tot degradatie volgt als een gedetineerde ontoelaatbaar gedrag zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 laat zien. De directeur bepaalt op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling de periode gedurende welke de gedetineerde het in die bijlagen omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te komen. Deze periode is minimaal zes weken.

Uit de stukken komt naar voren dat de uitslag van verzoekers urinecontrole – en het daarna uitgevoerde herhalings- en bevestigingsonderzoek – positief was op THC en om die reden de bestreden beslissing is genomen. Nu het gebruik van drugs in bijlage 1 bij de Regeling is aangemerkt als ‘ontoelaatbaar’ gedrag dat tot directe degradatie leidt, kan die beslissing van de directeur – voor de minimale duur van zes weken – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat de beslissing is genomen drie dagen voor het aflopen van de periode dat verzoeker al was uitgesloten van promotie – zoals namens hem is aangevoerd, leidt – nog steeds naar het voorlopig oordeel – niet tot een ander oordeel. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 3 mei 2024 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven