Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36755/GA, 24 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36755/GA

               

Betreft [klager]

Datum 24 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij na zijn overplaatsing naar het Detentiecentrum (DC) Schiphol het bedrag voor de geannuleerde winkelbestelling ter hoogte van €99,99 (nog steeds) niet op zijn rekening-courant heeft ontvangen.

De beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 2 oktober 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Nh 2023-243). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de locatie Norgerhaven (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het klopt dat het totale geldbedrag van de geannuleerde winkelbestelling ter hoogte van €99,99 is teruggestort op klagers rekening-courant in de locatie Norgerhaven. Op dat moment was klager al overgeplaatst naar het DC Schiphol. De directeur had dan ook het geldbedrag moeten overmaken naar klagers rekening-courant in het DC Schiphol. Dat heeft hij nagelaten. Dat klager niet beschikt over het teruggestorte geldbedrag blijkt uit de door klager in beroep overgelegde saldolijsten.

 

Standpunt van de directeur

Een rekening-courant is niet gebonden aan een inrichting, maar aan het registratienummer van een gedetineerde. De rekening-courant blijft bij een overplaatsing hetzelfde. Zoals uit de door de directeur overgelegde rekening-courant blijkt, is op 7 maart 2023 een bedrag van €99,99 op klagers rekening-courant teruggestort. Voor het overige persisteert de directeur bij zijn eerder ingenomen standpunt.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in zijn beklag

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat klagers belang bij een inhoudelijke behandeling van het beklag is ontvallen. De enkele omstandigheid dat uit stukken zou blijken dat het geldbedrag voor klagers geannuleerde winkelbestelling op 7 maart 2023 op zijn rekening-courant is teruggestort, kan naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval echter niet de door de beklagrechter getrokken conclusie dragen. Immers, klager meent dat hij (nog steeds) niet over het geldbedrag voor de geannuleerde winkelbestelling op zijn rekening-courant beschikt en de directeur meent het tegenovergestelde, namelijk dat klager het geld al wel heeft teruggekregen. Een niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn beklag om voornoemde reden kan dan ook niet volgen.

De beroepscommissie overweegt dat de directeur niet uitdrukkelijk heeft beslist dat klager niet over het geldbedrag voor de geannuleerde winkelbestelling op zijn rekening-courant kan beschikken. Er is in die zin geen sprake van een beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Het is ook niet zo dat de directeur structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31460/GA). Het gaat om een losstaand probleem waarvoor klager een oplossing wil. Het is niet de bedoeling dat in zo’n geval meteen beklag wordt ingesteld. Het is immers “zinniger dat met het toezicht belaste medewerkers in staat worden gesteld op dergelijke klachten te reageren” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 77). De gedetineerde dient een concreet verzoek om een oplossing te doen (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA). Als de gedetineerde het vervolgens niet eens is met de beslissing op zijn – interne – klacht, dan kan hij daartegen beklag instellen.

Uit het klaagschrift volgt dat klager bij de locatie Norgerhaven heeft aangekaart dat hij nog niet beschikt over het geldbedrag voor de geannuleerde winkelbestelling op zijn rekening-courant, maar dat hij (steeds) geen duidelijke reactie krijgt. De beroepscommissie begrijpt hieruit dat klager heeft gevraagd om een oplossing voor het niet hebben ontvangen van het geldbedrag voor de geannuleerde winkelbestelling op zijn rekening-courant, maar dat dit verzoek – zij het impliciet – is afgewezen. Door deze afwijzing heeft klager – volgens hemzelf – nog steeds geen beschikking over voornoemd geldbedrag op zijn rekening-courant. Met de afwijzing op klagers verzoek om tot een oplossing te komen, is sprake van een beklagwaardige beslissing.

De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie het beklag als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Een medewerker van de winkel heeft uitgezocht om welke bestelling het gaat en of klager wellicht het geldbedrag al teruggestort heeft gekregen. Daar is uitgekomen dat het een winkelbestelling betreft die klager vlak voor zijn overplaatsing naar het DC Schiphol in de locatie Norgerhaven heeft geplaatst, dat deze als gevolg van de overplaatsing is geannuleerd en dat op 7 maart 2023 voor deze geannuleerde winkelbestelling een bedrag van €99,99 op klagers rekening-courant is teruggestort. Dit is besproken met klager, maar klager heeft te kennen gegeven dat hij het geldbedrag niet heeft ontvangen en dat het op een tussenrekening terecht is gekomen. Dit is volgens de directeur niet het geval, temeer nu een rekening-courant aan de gedetineerde is gekoppeld en bij een overplaatsing mee over gaat en aldus niet aan een inrichting verbonden is. De directeur heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een overzicht van klagers rekening-courant overgelegd, waaruit blijkt dat een bedrag van €99,99 voor een winkelbestelling is teruggestort op 7 maart 2023.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is op basis van het door de directeur verrichte onderzoek voldoende aannemelijk geworden dat het geldbedrag van de geannuleerde winkelbestelling in kwestie op klagers rekening-courant is teruggestort. Dat klager dit geldbedrag niet op zijn rekening-courant zou hebben ontvangen, omdat hij inmiddels was overgeplaatst en een rekening-courant volgens klager aan een inrichting verbonden is, is niet aannemelijk geworden. De (impliciete) afwijzing van klagers verzoek om tot een oplossing te komen, kan in dat kader naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De door klager aangeleverde saldolijsten vanuit het DC Schiphol – die alleen betrekking lijken te hebben op transacties die zijn gedaan tijdens klagers verblijf in het DC Schiphol en lijken voort te komen uit een speciaal inrichtingsgebonden systeem voor onder meer het verrichten van interne transacties – leiden niet tot een ander oordeel. Dat geldt ook voor de niet onderbouwde stelling van klager dat het geldbedrag op een tussenrekening terecht zou zijn gekomen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart het beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 24 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven