Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2380/GV, 31 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:31-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2380/GV

betreft: [klager] datum: 31 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H. Westendorp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 september 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De echtgenote van klager kampt met ernstige psychische klachten en kan niet zonder de hulp en bijstand van klager. De echtgenote, die in haar puberteit in haar enkels en polsen heeft gesneden, raakt
door
de detentie van klager voortdurend in paniek. Gevreesd moet worden voor een zelfmoordpoging indien klager geen strafonderbreking wordt gegund. Klager dient zijn vrouw ook bij te staan in verband met recidiverende abcessen waarvoor zij op 29 september
jl. is geopereerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voor de verzorging van klagers vrouw in verband met complicaties na een ontsteking, kan zij een beroep doen op thuiszorg. Het is niet noodzakelijk dat klager de verzorging op
zich neemt. Wat betreft de opvang van klagers kinderen van 12 en 14 jaar, blijkt uit de inrichtingsrapportage dat zij zijn ondergebracht bij de moeder van klager. Klager heeft telefonisch aangegeven dat zowel zijn partner als hijzelf geen familie of
ouders meer hebben. Tegenover de MMD heeft klager aangegeven dat de kinderen bij zijn schoonouder verbleven. Klager is gedetineerd omdat hij zich kennelijk niet heeft gehouden aan de afspraken van de aan hem opgelegde taakstraf. Hierdoor heeft hij de
kans laten liggen te voorkomen dat hij gedetineerd zou raken en dus in een voor zijn vrouw problematische situatie zou geraken. De situatie rondom de partner van klager zal ongetwijfeld zorgwekkend zijn. Wanneer sprake is van detentie en dus een
scheiding, raakt de vrouw van klager volledig in paniek. Een strafonderbreking zou dan slechts een tijdelijk uitstel van het probleem inhouden. Zodra de strafonderbreking is afgelopen zal het probleem zich in alle hevigheid weer voordoen. Vanwege de
tegenstrijdigheden in de aanvraag van klager en de rapportage van de inrichting is het verzoek afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Utrecht te Nieuwegein vraagt zich in zijn advies af of een strafonderbreking voldoende is of dat dit zelfs de thuissituatie zwaarder maakt.
De medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een vervangende hechtenis taakstraf van 97 dagen. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 1 dag en 14 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. De
einddatum van klagers detentie is op of omstreeks 30 november 2008.

Op grond van artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner. Klager verzoekt om strafonderbreking om zijn vrouw hulp en bijstand te bieden. Uit
de
inrichtingsrapportage blijkt dat de kinderen van klager zijn ondergebracht bij de moeder van klager. Dit betekent dat hiervoor geen directe actie van klager nodig is. Uit de stukken komt verder naar voren dat klagers vrouw ernstige psychische klachten
heeft. De psychische problematiek wordt door de medisch adviseur van het Ministerie van Justitie onderschreven. In een door klager overgelegde verklaring uit 2005 van de huisarts blijkt dat een scheiding tussen klager en zijn vrouw tot heftige
emotionele reacties leidt. Ook in een recente verklaring van de huisarts komt naar voren dat klagers vrouw zich suïcidaal uit. De huisarts acht het wenselijk dat zij hulp krijgt van klager, al zou het maar tijdelijk zijn als crisisinterventie. Het
vorenstaande zou naar het oordeel van de beroepscommissie aanleiding kunnen zijn voor toekenning van strafonderbreking aan klager. Tijdens de strafonderbreking wordt echter de tenuitvoerlegging van de straf onderbroken. Dit betekent dat bij toekenning
van strafonderbreking de naderende einddatum van klagers detentie zal verschuiven, hetgeen niet in het belang van klagers vrouw lijkt te zijn. Tegen deze achtergrond is de weigering van de Staatssecretaris aan klager strafonderbreking toe te kennen
niet
onbegrijpelijk. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, 31 oktober 2008
op

secretaris voorzitter

Naar boven