Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/38066/GA, 31 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/38066/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    31 mei 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om zijn drie kinderen op de bezoekerslijst te zetten, zodat zijn vrouw kan bepalen welke twee kinderen zij die week meeneemt naar het bezoekmoment.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 30 november 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (VU 2023/780). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft de directeur verzocht om voor hem af te wijken van de algemene regel. Dit verzoek volgt uit het klaagschrift. De beslissing die de directeur op dit verzoek heeft genomen is beklagwaardig. 

Klager wenst de namen van zijn drie minderjarige kinderen in te vullen op het bezoekaanvraagformulier, terwijl de huisregels dit toestaat voor slechts twee namen. Het komt regelmatig voor dat op het wekelijks in te vullen bezoekformulier de naam van een kind staat dat uiteindelijk niet in de gelegenheid is om klager te bezoeken. Dit leidt tot de voor klager onwenselijke situatie dat hij op die bezoekmomenten geen bezoek kan ontvangen van twee van zijn minderjarige kinderen. Dit is feitelijk wel mogelijk als hem dus wordt toegestaan telkens de drie namen van zijn kinderen op het bezoekformulier in te vullen en de keuze welke kinderen hem feitelijk bezoeken aan zijn partner over te laten. Het valt niet in te zien welk belang zich hiertegen verzet. Alle bezoekers zijn bekend en aangemeld bij de inrichting, ook indien zijn drie kinderen worden aangemeld voor het bezoek.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar het in beklag gevoerde verweer en naar de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 
3. De beoordeling
Op grond van de huisregels van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) geldt, kort gezegd, dat klager via het bezoekformulier de bezoeker(s) dient aan te melden die die week op bezoek komt/komen: per bezoek maximaal één bezoeker, met uitzondering van twee kinderen tot veertien jaar. In klagers geval betreffen dat zijn partner en twee van zijn drie kinderen. 

De beroepscommissie leidt uit het klaagschrift af dat klager de directeur heeft verzocht om voor hem een uitzondering te maken op deze algemene huisregel. Het beklag van klager is gericht tegen de beslissing die de directeur op dit verzoek heeft genomen. Omdat daarmee sprake is van een beklagwaardige beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Klager stelt dat het regelmatig voorkomt dat een van zijn minderjarige kinderen, die via het bezoekformulier van die week is aangemeld, niet op bezoek kan komen in verband met sport, feestjes of andere activiteiten. Volgens klager is hiervoor een praktische oplossing denkbaar, namelijk dat hij elke week alle drie zijn kinderen aanmeldt zodat altijd twee van zijn kinderen op bezoek kunnen komen.

De directeur heeft in klagers geval geen aanleiding gezien om af te wijken van de bovengenoemde huisregel. De beroepscommissie kan de directeur volgen dat de door klager genoemde omstandigheid geen bijzonderheid is die rechtvaardigt dat wekelijks zijn drie kinderen, naast zijn partner, worden aangemeld voor bezoek. Het na aanmelding voor bezoek (alsnog) voorrang geven aan sport of (sociale) activiteiten boven bezoek aan klager is een eigen keuze van klager en zijn partner. Het belang hierbij weegt niet op tegen het belang van de directeur om de huisregels van de EBI te handhaven. De directeur heeft klagers verzoek dan ook in redelijkheid kunnen afwijzen, onder verwijzing naar de huisregels van de EBI.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 31 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.B. Oreel, voorzitter, F. van Dekken en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door de secretaris.
 

voorzitter    
 

Naar boven