Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2335/GV, 31 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:31-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2335/GV

betreft: [klager] datum: 31 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.N. Slijters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 september 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is sinds 14 september 2007 gedetineerd. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft tegen die veroordeling hoger beroep ingesteld. Klager is op dit moment in het
bezit van een verblijfsvergunning met een geldigheidsduur tot 14 november 2009. Een groot deel van klagers familie woont en werkt in Nederland. Zijn partner en een dochtertje van drie jaar vormen de grondslag voor de verblijfsvergunning. Klager is niet
eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat dit verlof maatschappelijk onwenselijk zou zijn. Klager stelt dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) mogelijk bezig is met een
ongewenstverklaring van klager, maar dat klager feitelijk nog steeds rechtmatig in Nederland verblijft. Ook staat niet vast dat klager na detentie zal worden uitgezet. Kennelijk is de afwijzende beslissing gegrond op de vrees voor onttrekking aan
detentie. De omstandigheid dat de selectiefunctionaris het niet onaannemelijk acht dat klager zich, gelet op de mogelijke ongewenstverklaring, zal ontrekken aan detentie is geen criterium uit de wet. Er is daarom een niet bestaande weigeringsgrond voor
verlof aangevoerd. Klager wil in Nederland kunnen blijven, tenminste voor zolang in zijn strafzaak nog niet onherroepelijk is beslist. Hij wil de behandeling bijwonen. Klager wil na zijn detentie bij zijn partner en kind kunnen blijven. Klager wil zijn
verlof graag met zijn dochtertje kunnen doorbrengen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat ten aanzien van klager het criterium van artikel 4 onder l. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) geldt. Klager heeft aangegeven zich ernstig zorgen te maken over
een
eventuele ongewenstverklaring en uitzetting. Volgens de Staatssecretaris is het niet onaannemelijk dat klager zich, indien hem verlof zou worden verleend, zal onttrekken aan de detentie. Voor zover door en namens klager naar voren is gebracht dat
eerder
op een verlof negatief zou zijn beslist, geldt dat daarvan aan de Staatssecretaris niets bekend is. Klager dient zich, indien hij zich over die beslissing wenst te beklagen, te richten tot de beklagcommissie bij de inrichting wier directeur dat verzoek
heeft afgewezen. Met betrekking tot door en namens klager aangevoerd persoonlijke omstandigheden geldt dat daaromtrent niets valt terug te lezen in de omtrent klager opgemaakte rapportage.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis (zonder regimair verlof) van de PI Tilburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en daarbij aangegeven dat er sprake is van informatie waaruit blijkt dat er een procedure loopt om klagers
verblijfsvergunning in te trekken en hem ongewenst te laten verklaren.
De politie Leidschendam-Voorburg heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens (kortweg) opzettelijke overtreding van een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. Tegen die veroordeling
heeft klager hoger beroep ingesteld en dat vonnis is daarom nog niet onherroepelijk. Klager verblijft thans in preventieve hechtenis. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 7 januari 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal twee verlofaanvragen indienen.

Op 27 oktober 2008 heeft de beroepscommissie aan de selectiefunctionaris verzocht nadere duidelijkheid te geven over de tegen klager lopende procedure met betrekking tot de ongewenstverklaring. De selectiefunctionaris heeft aan de beroepscommissie op
27
oktober 2008 laten weten dat er thans geen procedure loopt tot ongewenstverklaring van klager.
Nu het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat er sprake zou zijn van een procedure tot ongewenstverklaring, waardoor er sprake zou zijn van vrees voor onttrekking aan detentie bij een mogelijk verlof, is de beslissing van de Staatssecretaris
genomen op een grond die deze beslissing niet kan dragen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming
van
deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken (na ontvangst van deze uitspraak).
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan gemaakt kunnen worden, zijn er geen termen aanwezig voor de toekenning van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 oktober 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven