Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36276/TA, 23 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36276/TA

    

Betreft  [klager]

Datum  23 april 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Het hoofd van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (hierna: de instelling) heeft op 21 juni 2023 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de instelling heeft op 14 september 2023 het beklag ongegrond verklaard (VE-2023-196). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en […], jurist bij de instelling, telefonisch gehoord op de zitting van 12 april 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek. Klager heeft voorafgaand aan de zitting aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van de mogelijkheid op zitting te worden gehoord. Mr. I.J. Kornelis, senior adviseur bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat de noodzaak voor dwangmedicatie ontbreekt. Sinds juni 2019 ondergaat klager een dwangbehandeling. De aanleiding voor het starten met de dwangbehandeling was onder meer de vondst van een steekwapen. De instelling heeft onvoldoende gemotiveerd welk gedrag van klager ertoe leidt dat dwangmedicatie nog noodzakelijk is. De agressieve incidenten zijn juist gestopt en er is sprake van enig contact tussen klager en het behandelteam. Volgens de bestreden beslissing zou het stoppen met dwangmedicatie uiteindelijk opnieuw kunnen uitmonden in agressie. Die motivering kan de beslissing dat nog steeds vier jaar na aanvang sprake is van noodzaak voor dwangmedicatie niet dragen. Om de noodzaak tot dwangmedicatie te kunnen beoordelen moet daarnaast gekeken worden naar het doel van de medicatie. Het doel van de dwangbehandeling is het voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Kort gezegd moet de medicatie ervoor zorgen dat de verpleegde behandeld kan worden. Dat is tot op heden nog steeds niet gelukt, ondanks het feit dat klager al sinds juni 2019 dwangmedicatie krijgt. Voorts is niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit de schriftelijke beslissingen moet volgen welke minder bezwarende middelen of mogelijkheden zijn geprobeerd om het gevaar af te wenden. Hier wordt echter niets meer gesteld dan dat motiverende gesprekken vooralsnog niet van de grond zijn gekomen. Al sinds 7 december 2020 wordt geprobeerd om dergelijke gesprekken te voeren met klager, maar dat is telkens zonder resultaat. Nu klager al vier jaar medicatie onder dwang krijgt toegediend, moet worden verwacht dat er na verloop van tijd uitgebreider onderzoek wordt gedaan naar eventuele minder ingrijpendere alternatieven. Uit de aanvraag blijkt niet dat andere alternatieven, los van de motiverende gesprekken en het confronteren met afwijkend gedrag, voldoende zijn onderzocht. Mocht dit wel het geval zijn, dan is in de verlengingsaanvraag onvoldoende gemotiveerd waarom deze alternatieven niet werken of hebben gewerkt. Hier komt bij dat gelet op de (ernst van de) bijwerkingen die klager in het verleden heeft ervaren, zeer zorgvuldig dient te worden omgegaan met de dwangmedicatie. Klager ervaart al extreme bijwerkingen van Xeplion. Uit de verlengingsaanvraag volgt dat naast Xeplion ook clozapine, een fors sederend antipsychoticum, wordt overwogen. Klager vreest voor meer bijwerkingen. Hij verzoekt dan ook het beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Namens het hoofd van de instelling is ter zitting verwezen naar hetgeen reeds in de beklagprocedure is ingebracht. Ter aanvulling is verder naar voren gebracht dat klager geen clozapine krijgt en dat dit middel de afgelopen maanden ook niet is toegepast. Klager krijgt Xeplion, maar is nog niet psychosevrij. Hij heeft geen ziektebesef of -inzicht en wil niet op vrijwillige basis medicatie nemen. Zijn toestand is enigszins stabiel. Hij heeft oppervlakkig contact met sociotherapie, maar wil niet in gesprek met de psychiater. De medicatie wordt nog steeds noodzakelijk geacht, vanwege het hoge risico op agressie.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 16c, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt, kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Het doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Er hoeft geen sprake te zijn van een (dreigend) onmiddellijk gevaar, zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling (genoemd in artikel 26 van de Bvt en artikel 16b, onder b, van de Bvt). Op grond van artikel 16c, vijfde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot voortzetting van de a dwangbehandeling, als uit overleg met de behandelend psychiater blijkt dat dit nodig is.

Uit de stukken en wat ter zitting is besproken, komt naar voren dat bij klager sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis en middelenmisbruik. Het voortzetten van de medicamenteuze behandeling wordt noodzakelijk geacht, omdat zonder antipsychotische medicatie klager snel zal afglijden in een psychose.  Wanneer klager antipsychotische medicatie neemt, nemen de achterdocht en jaloezie af en wordt er een verbetering van klagers toestand gezien. Zonder medicamenteuze behandeling is er een groot risico op ernstige agressie, voortkomend uit psychotische ontregeling. In het verleden hebben – na het staken van de medicatie – meerdere ernstige geweldsincidenten plaatsgevonden. Buiten de medicamenteuze behandeling worden geen andere mogelijkheden gezien om klager te behandelen. Klager weigert vrijwillig de voorgeschreven medicatie in te nemen, ondanks de herhaaldelijk met hem hierover gevoerde motiverende gesprekken. Klager heeft geen ziektebesef en -inzicht en is het niet eens met de medicamenteuze behandeling. Momenteel is er door de dwangbehandeling een partieel effect waarbij de agressie meer op de achtergrond lijkt en klager op een afdeling beperkt is te begeleiden. Klager is in september 2022, na een verblijf van drie jaar op de ICU-afdeling, overgeplaatst naar een reguliere

tbs-afdeling binnen de instelling. Klager laat echter geen verdere groei zien in zijn functioneren en volgt geen programma of behandelonderdelen. Om klagers toestand verder te verbeteren, heeft de onafhankelijk psychiater ter overweging gegeven clozapine of elektroconvulsietherapie (ECT) toe te passen.

Klagers standpunt dat uitgebreider onderzoek had moeten worden gedaan naar eventuele minder ingrijpendere alternatieven wordt niet gevolgd. De behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater hebben geoordeeld dat gelet op klagers voorgeschiedenis en de aard en de snelheid van het ontstaan van een psychose en agressie bij klager er geen minder ingrijpende behandelingen of niet-medicamenteuze mogelijkheden zijn, behalve langdurige separatie of afzondering, met als gevolg dat een langdurig verblijf in een tbs-instelling dreigt.

Gelet op het voorgaande en gezien de eerdere beslissing om een a dwangbehandelingstraject te starten, is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het noodzakelijk was om de a-dwangbehandeling voort te zetten. Uit de stukken is aannemelijk geworden dat klager vanuit de bij hem vastgestelde psychische stoornis gevaar veroorzaakt en dat dat gevaar, zonder een geneeskundige behandeling, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Ook is aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

Nu het inmiddels een langlopend dwangtraject is, acht de beroepscommissie het wenselijk dat bij een eventueel beroep tegen een volgende beslissing van het hoofd van de instelling betreffende een medicamenteuze dwangbehandeling, de behandelend psychiater ter zitting een en ander kan toelichten.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 23 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven