Nummer 23/31650/GA
Betreft [klager]
Datum 9 augustus 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur om zijn degradatieperiode van zes weken te verlengen.
De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 9 januari 2023 het beklag ongegrond verklaard (R-2022-179). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. A.M.A. Kok-Verheijde, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De directeur heeft op 25 maart 2024 desgevraagd de degradatiebeslissing van 27 december 2021 overgelegd. Deze is ter kennisgeving aan klager en zijn raadsvrouw gestuurd.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directeur heeft de periode van zes weken om te promoveren naar het plusprogramma ten onrechte en zonder reden verlengd naar tien weken. Klager had binnen de periode van zes weken kunnen promoveren. Het verslag van de casemanager, dat de beklagrechter kennelijk op 13 december 2022 heeft ontvangen, maakt dit niet anders.
Klager wordt verweten dat hij in het bezit was van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal, maar dit is niet waar. Klager betwist ook dat met hem hierover gesprekken zijn gevoerd. Hij heeft beklag ingesteld tegen de hiervoor opgelegde disciplinaire straf. De beklagrechter heeft dit beklag op 19 mei 2022 gegrond verklaard en vastgesteld dat geen sprake is geweest van kinderpornografisch materiaal, laat staan een grote hoeveelheid. Dit heeft klager ook duidelijk gemaakt. De directeur kan dus niet stellen dat klager het kwalijke niet inziet van wat hem verweten wordt.
Ondanks herhaald verzoek om informatie is klager niet geïnformeerd over de manier waarop zijn verzoek tot bemiddeling c.q. klacht zou worden behandeld. De beklagrechter heeft uiteindelijk uitspraak gedaan, zonder dat klager in het bezit is gesteld van alle door de directeur ingebrachte stukken. Hij heeft hier dus niet op kunnen reageren.
Klager verzoekt om hem een tegemoetkoming toe te kennen van €250,-.
Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar het gevoerde verweer in de beklagprocedure.
3. De beoordeling
Voor zover door klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bepaalt de directeur de periode gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 bij deze Regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te kunnen komen. Deze periode is minimaal 6 weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen motiveert hij zijn besluit, waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie, of, – in dit geval – de uitsluiting van promotie naar het plusprogramma, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.
Klager is op 27 december 2021 (direct) gedegradeerd naar het basisprogramma voor de duur van zes weken, vanwege het bezit van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. De directeur stelt dat klager het kwalijke hiervan niet inzag en heeft – zo begrijpt de beroepscommissie – op een later moment beslist om het beoordelingsmoment van klagers gedrag ‘‘uit te stellen’’. De casemanager heeft klager deze beslissing mondeling medegedeeld. Klager kwam als gevolg hiervan op 8 februari 2022 (zes weken later) nog niet in aanmerking voor promotie naar het plusprogramma. Alleen tegen deze laatstgenoemde mondelinge beslissing zijn het beroep en het onderliggende beklag gericht.
De casemanager heeft in beklag het volgende toegelicht. Het multidisciplinair overleg (MDO) vond de bovengenoemde gebeurtenis, gelet op het delict waarvoor klager is gedetineerd, dermate ernstig dat is beslist om klager niet al na zes weken te promoveren naar het plusprogramma. Klager moest het eerstvolgende MDO op 3 maart 2022 afwachten nadat de zes weken waren verstreken. Als klager dan aan de voorwaarden voldeed, mocht hij weer worden gepromoveerd naar het plusprogramma.
In RSJ 31 oktober 2022, 21/23740/GA, heeft de beroepscommissie geoordeeld dat een cumulatie van – in dat geval – (schriftelijke) beslissingen om de gedetineerde niet in aanmerking te laten komen voor promotie naar het plusprogramma niet past bij de bedoeling van de Regeling.
De beroepscommissie constateert dat ook hier sprake is van een cumulatie van beslissingen. De beslissing om de degradatieperiode te verlengen – door het beoordelings¬moment van klagers gedrag uit te stellen – is genomen op het moment dat klager op 27 december 2021 al was gedegradeerd naar het basisprogramma voor een periode van zes weken. De handelwijze van de directeur suggereert dat hij de op 27 december 2021 gekozen degradatieperiode wilde aanpassen of herstellen. Klager was echter op grond van de beslissing van 27 december 2021 al gedegradeerd naar het basisprogramma gedurende een periode van zes weken.
De directeur had op 27 december 2021 in het kader van de toen te nemen degradatiebeslissing de gelegenheid om de duur van de periode te bepalen waarin klager het gedrag moest laten zien om wederom in aanmerking te kunnen komen voor promotie. De directeur heeft toen gekozen voor een degradatieperiode van zes weken. Deze periode kan later niet alsnog worden aangepast of hersteld. Na ommekomst van de gekozen zes weken was sprake van een nieuw beoordelingsmoment. De directeur kon op dat moment het gedrag van klager in de voorgaande zes weken beoordelen en betrekken bij de te nemen beslissing tot (niet-)promotie.
(Reeds) gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 9 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter