Nummer 22/30264/GA
Betreft [klager]
Datum 29 april 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het weigeren gehoor te geven aan een eerder opgelegde disciplinaire straf, ingaande op 24 december 2021.
De beklagcommissie bij de PI Heerhugowaard heeft op 31 oktober 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €17,50 (ZB 2021 773). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. H.E. Berman in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klager heeft eerder een disciplinaire straf opgelegd gekregen van zeven dagen opsluiting in zijn eigen cel, vanwege het doen van verbale bedreigingen naar zijn casemanager. Klager is toen eerst gehoord en heeft toen aangegeven dat hij dit gedrag heeft vertoond. De directeur heeft de straf vervolgens aan klager medegedeeld. Klager was dus op de hoogte van deze straf. De beschikking was op dat moment nog niet uitgewerkt, maar de straf vangt aan op het moment van het mededelen, niet pas op het moment dat de beschikking is uitgereikt. Klager begaf zich vervolgens, ondanks de opgelegde disciplinaire straf, op de afdeling. Hij heeft zijn cel verlaten om shag aan een medegedetineerde te vragen. Dit is niet toegestaan.
De directeur heeft besloten om de straf om te zetten naar een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel. Doordat klager niet op zijn cel bleef tijdens zijn straf, heeft klager geen gehoor gegeven aan de straf en de instructies van het personeel. Klager heeft hiermee laten zien niets te doen met het feit dat hij al eerder was aangesproken op zijn eerdere gedrag. Klager is nogmaals gehoord voordat zijn straf werd omgezet.
Standpunt van klager
Door of namens klager is niet gereageerd op het beroep.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt het volgende vast. Aan klager werd eerst een disciplinaire straf op eigen cel opgelegd, vanwege het bedreigen van een medewerker. Klager erkende dat hij dit gedrag heeft vertoond. De directeur heeft klager gehoord en heeft hem na het horen direct aangezegd dat hem een disciplinaire straf werd opgelegd. Desondanks heeft klager zijn cel verlaten. Om die reden is zijn straf vervolgens omgezet in een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel. Klager stelt echter dat het niet duidelijk was dat de eerder aan hem opgelegde disciplinaire straf al was ingegaan.
Op grond van artikel 51, zesde lid, van de Penitentiaire beginselenwet wordt een opgelegde straf onverwijld ten uitvoer gelegd. Van elke disciplinaire straf moet in beginsel binnen 24 uur een schriftelijke mededeling worden uitgereikt (vergelijk RSJ 25 september 2013, 13/1715/GA). In de meeste gevallen zal het er in de praktijk op neerkomen dat de straf al is ingegaan, voordat de schriftelijke mededeling is uitgereikt.
Uit het verweer- en beroepschrift van de directeur volgt dat klager is gehoord voordat de (eerdere) disciplinaire straf op eigen cel is opgelegd en dat toen ook is gezegd dat de disciplinaire straf direct zou ingaan. Op het moment dat de directeur heeft besloten om de disciplinaire straf om te zetten, waren er slechts enkele uren verstreken sinds het opleggen van de eerste disciplinaire straf. Dat de schriftelijke mededeling nog niet was uitgereikt, is – gelet op de eerdergenoemde termijn – niet ongebruikelijk. Ook betekent dat niet dat de eerder opgelegde straf nog niet was ingegaan. De beroepscommissie ziet geen redenen om te twijfelen aan het standpunt van de directeur dat klager op dat moment op de hoogte was (of had moeten zijn) van deze disciplinaire straf en het ingaan hiervan.
Vast staat dat klager zich niet heeft gehouden aan de eerder aan hem opgelegde disciplinaire straf op eigen cel, doordat hij zijn cel uit is geweest (om boodschappen te pakken of om shag aan een medegedetineerde te vragen). Doordat klager uit zijn cel is gegaan, terwijl hij een straf op eigen cel uitzat, heeft de directeur dit in redelijkheid kunnen aanmerken als strafwaardig gedrag. De gedragingen van klager bieden daarmee voldoende grondslag om een disciplinaire straf op te leggen (of in dit geval, zoals de directeur in beroep heeft uitgelegd, om de eerdere straf te beëindigen en ‘om te zetten’ in een zwaardere straf).
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 29 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
secretaris voorzitter