Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36823/GM, 6 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36823/GM

               

Betreft  [Klager]

Datum  6 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. K. Hoesenie, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat er niet voortvarend is gehandeld ten aanzien van de klachten aan zijn voet en dat de voorgeschreven pijnmedicatie ten onrechte is stopgezet.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de (digitale) zitting van 21 maart 2024. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen. […] was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager lijdt aan de zeldzame spierziekte ‘Hereditaire motorische en sensorische neuropathie’. Op de dag dat hij in de locatie Norgerhaven werd geplaatst, zei hij direct bij de intake tegen de inrichtingsarts dat hij lijdt aan deze spierziekte. De inrichtingsarts zei dat de inrichting niet beschikte over het medisch dossier van klager. Klager heeft zijn verhaal uitgebreid uitgelegd en hij verzocht de inrichtingsarts om hem door te verwijzen naar de neuroloog en orthopeed. Zijn verzoek werd echter niet serieus genomen. Uiteindelijk is klager toch verwezen naar het ziekenhuis en daar werd hem verteld dat de kans op genezing nihil is en dat er een kans bestaat dat zijn voet geamputeerd moet worden. Het duurde even voordat de brief van het ziekenhuis bij de medische dienst terechtkwam. Het duurde vervolgens een maand voordat klager door de medische dienst werd opgeroepen naar aanleiding van deze brief. In de tussentijd verbleef hij op zijn cel. Vanwege zijn enkel kon hij zijn eten niet ophalen en niet meedoen met de activiteiten. Het heeft hem emotioneel veel gedaan toen hij een maand lang op cel moest blijven. Er zijn klager ook geen hulpmiddelen aangeboden, bijvoorbeeld een stok of een rolstoel. De medicatie is ook stopgezet. Dat is niet één keer gebeurd, maar meerdere keren. Klager heeft telkens verzocht of hij met een inrichtingsarts kon spreken, maar hij werd steeds gezien door een verpleegkundige die hem vervolgens alleen een aspirine heeft gegeven.

Klager heeft vervolgens weer een klacht ingediend. Hij is toen gesproken door de medische dienst. De brief die het ziekenhuis had gestuurd, bleek kwijt te zijn geraakt bij de medische dienst.

Klager verblijft inmiddels in het Huis van Herstel. Daar heeft hij een rolstoel gekregen en heeft hij regelmatig contact met de inrichtingsarts en revalidatiearts. Ook wordt hem ergotherapie aangeboden. 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is naar het Wilhelmina Ziekenhuis Assen verwezen en is op 31 augustus 2023 naar de orthopedisch chirurg geweest. Daarna is klager verwezen naar de Maartenskliniek. Dit wilde klager niet, omdat hij geen vertrouwen heeft in Nederlandse artsen. Klager is niet verwezen naar Duitsland, omdat dat niet mogelijk is.

Op 25 september 2023 is tijdens het consult de uitslag van het ziekenhuis besproken. Klager is arbeidsongeschikt verklaard en hij heeft – in overleg met hem – meer pijnstilling gekregen. Klager heeft eenmalig één dag geen pijnstilling gehad, omdat het recept was afgelopen. De volgende dag is het voorschrijven ervan herstart en op chronisch gezet. Dit had uiteraard voorkomen moeten worden. De pijn die klager ervaart is erg vervelend, maar staat los van de slijtage en achteruitgang van zijn enkels.

De inrichtingsarts heeft veel aandacht gehad voor de pijnbestrijding en de recepten zijn inmiddels allemaal chronisch. Als klager een ander tijdschema wenste van de medicatie, kon dit worden besproken met de inrichtingsarts. De medische dienst kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de schade aan de enkel en een mogelijke amputatie in de toekomst. Voor het overige wordt aangesloten bij het bemiddelingsadvies van de medische dienst.

 

3. De beoordeling

Behandeling voor klagers voet

Klager stelt zich op het standpunt dat hij niet adequaat is behandeld aan zijn voetklachten en dat de inrichtingsarts niet voortvarend heeft gehandeld. Uit het medisch dossier volgt dat klager in de locatie Nogerhaven is geplaatst op 18 juli 2023 en op 20 juli 2023 is klager door de inrichtingsarts gezien. De inrichtingsarts heeft gebeld met de inrichting waar klager eerder verbleef – het Justitieel Complex (JC) Zaanstad – over klagers situatie. Er zou een afspraak staan gepland bij het Zaans Medisch Centrum, afdeling Orthopedie. Vanwege klagers overplaatsing naar de locatie Norgerhaven, is door het JC Zaanstad de afspraak geannuleerd. Via de inrichtingsarts is vervolgens een nieuwe afspraak ingepland bij het Wilhelmina Ziekenhuis Assen, afdeling Orthopedie. Op 24 juli 2023 heeft de inrichtingsarts de doorverwijzing gemaakt en klager is op 31 augustus 2023 bij de orthopeed geweest.

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts zorgvuldig heeft gehandeld. Bij binnenkomst van klager in de locatie Nogerhaven is er aandacht geweest voor zijn klachten en heeft de inrichtingsarts tijdig een doorverwijzing voor klager geregeld naar de orthopeed. Het heeft niet onredelijk lang geduurd voordat klager is gezien door de orthopeed. Het is invoelbaar en vervelend voor klager dat hij in de periode tussen de doorverwijzing en het daadwerkelijk zien van de orthopeed op zijn cel moest verblijven (zoals hij ter zitting aanvoert), maar dit kan de medische dienst niet worden aangerekend.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts op dit punt niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Het niet verstrekken van pijnmedicatie

Niet ter discussie staat dat klager (in ieder geval) op één dag zijn pijnmedicatie niet heeft ontvangen, terwijl dit wel had gemoeten. Dit is niet goed gegaan en wordt ook erkend door de inrichtingsarts. Nu klager zijn noodzakelijke pijnmedicatie niet heeft ontvangen, moet het handelen van de inrichtingsarts op dit punt worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze, gelet op de ernst van de klachten, vaststellen op €40,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dit ziet op de behandeling van klagers voet ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

 

Deze uitspraak is op 6 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven