Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33479/GA, 12 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Nummer    23/33479/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 april 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing om [persoon A] als bezoekster te weigeren voor de duur van drie maanden.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 20 april 2023 het beklag ongegrond verklaard (LW-2023-136). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) klopt niet. [persoon A] heeft geen contact met gedetineerden. Daarnaast heeft klager bij geen enkel bezoekmoment informatie met iemand uitgewisseld. Klager verzoekt om een onderbouwing van het standpunt van de directeur en daarmee van het GRIP.

Ter beklagzitting heeft de directeur aangevoerd dat de informatie omtrent de screening door het GRIP niet zou kunnen worden verstrekt vanwege de Algemene verordening persoonsgegevens (AVG). Uit artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG volgt echter dat informatie kan worden gedeeld door toestemming te krijgen van de betrokkene. [Persoon A] heeft in een brief expliciet toestemming gegeven om informatie te verstrekken aan klager. De directeur heeft niet gemotiveerd waarom de informatie desondanks niet kan worden gedeeld met klager.

De directeur had een eigen en inzichtelijke belangenafweging moeten maken omtrent de noodzaak om [persoon A] als bezoekster weigeren (vergelijk RSJ 25 april 2016, 15/4345/GA). Daarvan is in casu onvoldoende gebleken.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij zijn eerder ingenomen standpunt.



3. De beoordeling
Op grond van artikel 38, derde lid, in verbinding met artikel 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet kan de directeur de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op: de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten, of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven. Deze weigering geldt voor ten hoogste twaalf maanden.

De directeur heeft beslist om [persoon A] als bezoekster te weigeren met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Deze beslissing berust op het advies van het GRIP, waarin het GRIP (onverminderd) bezwaar heeft geuit tegen bezoek en/of telefonisch contact tussen klager en [persoon A]. Daartoe is aangegeven dat [persoon A] ook contact heeft met andere gedetineerden, zodat er informatie zou kunnen worden uitgewisseld. 

Indien de directeur zijn beslissing baseert op informatie van het GRIP, dan dient deze informatie voldoende concreet te zijn en voldoende grond te vormen voor de conclusie dat de weigering van het bezoek noodzakelijk is (vergelijk RSJ 10 augustus 2021, R-20/8269/GA). 

De beroepscommissie overweegt dat uit de informatie van het GRIP niet volgt om wat voor soort contacten het in kwestie gaat, wat de frequentie van de contacten is, uit welke hoek of groeperingen de betreffende gedetineerden komen en hoe deze gedetineerden zich verhouden tot zowel klager als [persoon A]. Hoewel de beklagcommissie heeft overwogen dat [persoon A] contact zou hebben met gedetineerden die lid zijn van een rivaliserende criminele organisatie, heeft de beroepscommissie voor die vaststelling in de haar beschikbare stukken geen concrete aanknopingspunten gevonden. 

Bij gebrek aan deze informatie is naar het oordeel van de beroepscommissie te onduidelijk in hoeverre sprake is van een risico op uitwisseling van bepaalde informatie, terwijl het voor de verstrekking van de ontbrekende informatie – de argumenten van klager en de directeur omtrent de AVG in het midden gelaten – niet zozeer noodzakelijk is dat daarbij (algemene) persoonsgegevens kenbaar worden gemaakt. De beroepscommissie komt dan ook tot het oordeel dat de beslissing van de directeur onvoldoende is gemotiveerd. 

Voor zover de directeur (eerst) ter beklagzitting heeft aangevoerd dat ook het gevaar voor [persoon A] niet goed kan worden ingeschat, geldt dat de directeur dit niet aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Bovendien geldt ook hier dat bij gebrek aan verdere informatie te onduidelijk is in hoeverre sprake is van een gevaar voor [persoon A], indien zij bij klager op bezoek zou komen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Voor het toekennen van een tegemoetkoming ziet de beroepscommissie geen aanleiding.



4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. De beroepscommissie kent klager geen tegemoetkoming toe.


Deze uitspraak is op 12 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven