Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36271/GA, 12 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36271/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 april 2024


Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het feit dat geen gebruik mag worden gemaakt van het kopieerapparaat.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 7 september 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (LW-2023-362). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepsrechter heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Leeuwarden in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling
Uitleg van de klacht en omvang van het geschil
In het klaagschrift benadrukt klager dat het ontbreken van de mogelijkheid om te mogen kopiëren geldt “voor ons”. In het aanvullend beroepschrift van 6 december 2023 licht klager toe dat het gaat om het niet kunnen kopiëren op de afdeling van de PI. Hieruit maakt de beroepsrechter op dat het niet mogen kopiëren geldt voor alle gedetineerden die op de afdeling van klager verblijven. De beroepsrechter stelt daarom vast dat de klacht is gericht tegen een algemene regel of situatie, die niet specifiek klager betreft.

Namens klager is voor het eerst in beroep aangevoerd dat sprake is van een beklagwaardige beslissing, omdat hij zou hebben verzocht om stukken uit zijn strafzaak en zijn beklag- en beroepszaken te mogen kopiëren dan wel om een kopieerapparaat in te mogen voeren. Deze verzoeken zouden zijn afgewezen. Dit valt echter buiten de reikwijdte van het beklag. Het is immers niet te herleiden naar de tekst van het klaagschrift. In het klaagschrift staat weliswaar de uitdrukkelijke wens van klager om hetzij te mogen kopiëren hetzij een eigen kopieerapparaat te mogen invoeren, maar daaruit blijkt niet dat er een concreet verzoek bij de directeur is ingediend en dat dit verzoek vervolgens is afgewezen. Dit zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.

Beoordeling van de klacht
Op basis van de stukken is de beroepsrechter van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard. Zoals hiervoor is overwogen, ziet de klacht immers op een algemene regel of situatie, die niet specifiek klager betreft. Over een algemene regel of situatie kan niet worden geklaagd, tenzij sprake is van strijd met (hogere) wet- of regelgeving (vergelijk en zie nader RSJ 1 september 2023, 22/29880/GA). Klager doet een beroep op artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en het daaruit voortvloeiende recht op een eerlijk proces, maar de beroepsrechter is niet gebleken van strijd met dit artikel. Het enkel in zijn algemeenheid stellen dat hij zich niet kan voorbereiden op zijn verdediging in een straf-, beklag- of beroepszaak, vanwege het niet kunnen maken van kopieën, is daartoe onvoldoende. De beroepsrechter komt dan ook tot de conclusie dat in dit geval geen sprake is van strijd met (hogere) wet- of regelgeving.

Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 12 april 2024 gedaan door mr. J.B. Oreel, beroepsrechter, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven