Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33645/GA, 25 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33645/GA

        

Betreft  [Klager]

Datum  25 april 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij het terugbelverzoek van zijn toenmalige advocaat te laat heeft ontvangen.

De beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet heeft op 17 april 2023 het beklag ongegrond verklaard (Ho-2023-54). De aantekening van de mondelinge uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman, mr. M. de Reus, gehoord op de zitting van 12 maart 2024 in het Justitieel Complex Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen. Mr. L.A.E. Rijnja, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De raadsman persisteert bij wat klager heeft aangevoerd. Desgevraagd geeft hij aan dat hij niet weet wanneer klager het terugbelverzoek van zijn toenmalige advocaat precies heeft ontvangen. Hij vermoedt dat klager op 8 februari 2023 het terugbelverzoek heeft ontvangen, aangezien het klaagschrift op 8 februari 2023 door klager is gedateerd.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in beroep geen standpunt ingenomen.

 

3. De beoordeling

In artikel 67, zesde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is bepaald dat indien de beklagcommissie mondeling uitspraak heeft gedaan en beroep wordt ingesteld, als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Pbw, uitwerking van de beslissing van de beklagcommissie plaatsvindt. De secretaris van de beklagcommissie zendt een afschrift van deze uitspraak toe aan de directeur, de klager en de beroepscommissie. Tot op heden is van de beklagcommissie, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, geen uitgewerkte uitspraak van de mondelinge beslissing ontvangen. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag in beroep opnieuw ten gronde beoordelen.

Het te laat doorgeven van terugbelverzoeken kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem.

Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

Klagers toenmalige advocaat heeft op 7 februari 2023 om 14.20 uur een terugbelverzoek ingediend bij de inrichting. Klager stelt dat hij dit verzoek te laat (te weten op 8 februari 2023) heeft ontvangen. Nu dit een eenmalige gebeurtenis betreft, kan geen sprake zijn van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur. Klager heeft daarom onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag. De beroepscommissie zal klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

Deze uitspraak is op 25 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven