Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36888/GA, 25 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36888/GA

               

Betreft [klager]

Datum 25 april 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur dat klager alleen mag bellen op momenten dat het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) in staat is om live mee te luisteren en dat het bezoek individueel plaatsvindt, van 11 september 2023 tot 11 december 2023.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 13 oktober 2023 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2023-1028). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager (telefonisch) en zijn raadsvrouw gehoord op de digitale zitting van 7 maart 2024. De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen. Mr. H.J. Moraal, algemeen voorzitter van de RSJ, en mr. D. Riani el Achhab, lid van de RSJ, waren als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Aan klager zijn extra maatregelen opgelegd in het kader van zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico. De reden hiervoor is de aanhouding van de zoon van een bepaalde gedetineerde, wat tot onrust zou leiden bij bepaalde gedetineerden. Klager zou een van die gedetineerden zijn. Waaruit deze onrust zou bestaan en dan specifiek bij klager, wordt niet uitgelegd in het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). Nu klager al jarenlang gedetineerd is, zou hij de aangehouden persoon slechts als kind gekend kunnen hebben. Klager heeft echter geen enkele relatie met die persoon. Klager is ook geen verdachte in een strafzaak met de (gedetineerde) vader van die persoon. Bovendien zou de betreffende persoon al eerder zijn opgepakt. Alleen kwam dit pas later in de media, overigens zonder enige uitleg. De informatie was dus niet betrouwbaar en concreet genoeg.

De directeur heeft de beslissing van de minister, die ook in het nieuws is geweest, klakkeloos overgenomen en klager nog verder beknot in zijn toch al zeer beperkte vrijheden. Van enige eigen belangenafweging door de directeur is geen sprake.

De reden voor de opgelegde beperkingen, ‘eventuele onrust vanwege een aanhouding van een andere verdachte’ is ongekend, ongehoord, volstrekt disproportioneel, niet concreet, onbetrouwbaar en hierdoor onredelijk. De ‘abc-criteria’ (informatie moet actueel, betrouwbaar en concreet zijn) zijn uit het oog verloren. Nog belangrijker is dat iedere wettelijke basis hiervoor ontbreekt, aangezien een dergelijke reden niet in de Circulaire Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico wordt vermeld, laat staan in de Penitentiaire beginselenwet.

De beklagrechter oordeelde dat de beklagzaak eenvoudig van aard was en heeft een mondelinge behandeling niet nodig gevonden. Deze zaak is echter zeer principieel. Het is tamelijk uniek dat dergelijke vergaande beperkingen niet alleen aan klager zijn opgelegd, maar dat deze – zoals ook uit de media blijkt – op basis van de informatie van het GRIP als ‘voorzorgsmaatregel’ ook zijn opgelegd aan andere gedetineerden in die op een Afdeling Intensief Toezicht verblijven. De maatregelen zijn niet verlengd. Het is een storm in een glas water geweest op basis van een politiek onderbuikgevoel.

Voor klager was het feit dat hij niet meer in het weekend met zijn schoolgaande kinderen kon bellen de grootste beperking. Nu moesten zij na schooltijd met hen bellen, terwijl zij dan huiswerk en andere verplichtingen hebben. Contact met familie is van wezenlijk belang. Het betreft een beperking van klagers family life, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het gaat er klager ook om dat dit in de toekomst niet zomaar weer kan gebeuren.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De informatie van het GRIP, waarop de beslissing van de directeur om twee (extra) maatregelen op te leggen is gebaseerd, is – in klagers geval – namelijk te algemeen.

In het GRIP-rapport staat vermeld:

“In de media zijn berichten verschenen dat [naam], geboren op [geboortedatum], zou zijn aangehouden. Dit kan door het Openbaar Ministerie niet worden bevestigd.”

Vervolgens volgt een toelichting op de relatie tussen deze persoon en enkele van diens familieleden (niet zijnde klager), en op hun posities in een crimineel samenwerkingsverband. Vervolgens vermeldt het GRIP:

“Rechercheteams van Nationale Politie achten het waarschijnlijk dat de aanhouding van [naam] tot onrust zal leiden bij bepaalde gedetineerden. [Klager] is één van die gedetineerden.”

Dit wordt niet verder toegelicht of onderbouwd. Er staat ook niet dat een toelichting of onderbouwing – om wat voor reden dan ook – niet kan worden gegeven. De directeur heeft in beklag evenmin een nadere (op klagers positie toegespitste) toelichting gegeven op deze passages, heeft (kennelijk) geen nadere inlichtingen opgevraagd en is niet verschenen op de beroepszitting om vragen van de beroepscommissie hierover te kunnen beantwoorden.

Uit (diverse) openbare bronnen volgt weliswaar dat verbanden worden/werden gelegd tussen klager en de vader van de (mogelijk) aangehouden persoon, maar hierover is in het kader van deze procedure niets aangevoerd. Daardoor wordt ook niet concreet/duidelijk waarom die (eventuele) banden relevant zouden zijn, specifiek in verband met én in de periode van de genoemde (mogelijke) aanhouding. Klager is – voor zover de beroepscommissie bekend – in elk geval niet als verdachte aangemerkt of veroordeeld in een strafzaak waarin de aangehouden persoon of een van zijn familieleden wordt verdacht of is veroordeeld.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €10,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

 

 

Deze uitspraak is op 25 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. J.T.W. van Ravenstein en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven