Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1143/GA, 23 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1143/GA

betreft: [klager] datum: 23 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 april 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis/ISD De Grittenborgh te Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis/ISD gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het verloop van het vervolgtraject in het kader van de opgelegde ISD-maatregel; en
b. de moeizame wijze van verloop van de gesprekken met de trajectbegeleider.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt (schriftelijk) als volgt toegelicht.
Klagers ISD-traject verloopt moeizaam. Het is de bedoeling dat klager uitstroomt naar de extramurale fase van de ISD. Voorwaarde is daarbij dat klager het in de inrichting aangeboden traject volgt. De directeur heeft tegenover de beklagcommissie
aangegeven dat er voor klager geen plaats meer zou zijn in dat interne traject. Klager kan zich daar niet mee verenigen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur persisteert bij hetgeen tegenover de beklagcommissie is aangevoerd. Volgens de directeur heeft klager niet om een tussentijdse toetsing verzocht bij de rechtbank. Dat is overigens voor de directeur wel begrijpelijk omdat klager niet veel
eigen initiatief toont.
De directeur is overigens van mening dat hij niet verantwoordelijk is voor het verloop van het traject. De reclassering beoordeelt de voortgang. De trajectbegeleiders vallen uiteraard wel onder de verantwoordelijkheid van de directeur. Zij begeleiden
klager alleen maar. Klager gebruikt tijdens zijn verblijf in de inrichting veel verdovende middelen. Indien de directeur dit zou willen, zou hij klager wekelijks disciplinair kunnen straffen voor dat gebruik. Dat gebruik beperkt uiteraard de
trajectmogelijkheden voor klager. Er is daarom tot heden feitelijk geen voortgang te zien. Klager is wel gemotiveerd om zijn leven te beteren maar moet daarvoor steeds weer gestimuleerd worden door de trajectbegeleiders. Om die reden is ervoor gekozen
hem minder te sanctioneren maar meer te begeleiden. Voor zover klager heeft aangegeven dat hij niet tijdig zou worden uitgesloten, geldt dat dit onjuist is. Veelal staat hij te laat klaar. Klager is iemand die het merendeel van de dag op bed ligt en
daardoor structureel te laat komt.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Een klacht met betrekking tot (de voortvarendheid van) het verloop van de behandeling kan niet worden aangemerkt als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Voor dergelijke klachten bestaat een afzonderlijke procedure,
gebaseerd op artikel 38m e.v. van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Op grond van het bepaalde in art. 38s Sr is het de
taak van de rechter om, ambtshalve dan wel op verzoek van de betrokkene of diens raadsman, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen, waarbij in de overwegingen dienen te worden betrokken de inlichtingen die
zijn verschaft omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van betrokkene. Gelet daarop kan – dit onderdeel van – de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient klager in zoverre alsnog niet ontvankelijk te worden
verklaard in zijn beklag.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Voor zover klager heeft bedoeld te klagen over de wijze waarop de gesprekken tussen hem en zijn trajectbegeleider worden gevoerd, geldt dat die wijze van gespreksvoering geen beslissing is als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, maar moet
worden gezien als feitelijk handelen van de betreffende trajectbegeleider. Tegen feitelijk handelen staat – in een geval als het onderhavige – geen beklag open. Klager dient daarom ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet-ontvankelijk te
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart. klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven