Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30527/GA, 28 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30527/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    28 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    een kapotte wc in zijn cel gedurende vier maanden;
b.    de weigering om hem een eigen celsleutel te geven;
c.    de omstandigheid dat drie pakjes shag en parfum uit zijn cel zijn gestolen (omdat hij niet beschikte over een eigen celsleutel).

De beklagcommissie bij de locatie Klein Bankenbosch te Veenhuizen heeft op 18 november 2022 beklag a. en beklag c. ongegrond verklaard (Kl 2022-149). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S.R. den Toonder, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Klein Bankenbosch (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directeur is tekortgeschoten in zijn zorgplicht door klager maandenlang met een kapotte wc in zijn cel te laten zitten (zie ook RSJ 10 oktober 2016, 16/2225/GA). Van de directeur mag worden verwacht dat er adequaat op defecten wordt gereageerd en dat het repareren van een wc geen maanden duurt. Het repareren van klagers wc heeft echter onredelijk lang geduurd. Het water van de wc liep constant door en de wc maakte hierbij een tikkend geluid. Dit heeft bij klager geleid tot slapeloosheid en psychische klachten. Een niet goed werkende wc is ook niet hygiënisch. Hij is maanden bezig geweest met het oplossen van het probleem en meerdere keren heeft hij de kapotte wc aangekaart. 
Klager werd pas na vier maanden een andere cel aangeboden en pas nadat zijn casemanager met eigen ogen constateerde dat klager niet langer in zijn cel kon blijven. Klager is op dit aanbod ingegaan. Anders dan de directeur stelt, is hem nooit eerder een andere cel aangeboden, welk aanbod hij zou hebben geweigerd. De directeur is daarom tekortgeschoten in zijn zorgplicht 

De directeur is ook tekortgeschoten in zijn zorgplicht, omdat klager niet of niet tijdig heeft kunnen beschikken over een sleutel van zijn celdeur. Dit is een schending van zijn privacy en brengt zijn veiligheid in gevaar. In de locatie Klein Bankenbosch beschikt iedere gedetineerde over een celsleutel, ook op klagers afdeling. Hieruit vloeit een zorgplicht van de directeur voort om klager te voorzien van een celsleutel (zie ook RSJ 29 januari 2019, R-18/1985/GA). 
Het is niet gebleken waarom klager als enige geen celsleutel kon krijgen. Hij heeft bij binnenkomst in de locatie Klein Bankenbosch een formulier moeten tekenen dat hij €45,- betaalt als hij zijn sleutel kwijtraakt en vervolgens wordt hij in een cel geplaatst zonder dat hij deze celsleutel ontvangt. Klager heeft meerdere keren geïnformeerd over wanneer hij de sleutel van zijn cel zou krijgen. Hierop kwam geen antwoord. Hij moest telkens aan bewaarders blijven vragen zijn cel op slot te doen.

Als gevolg van het ontbreken van de celsleutel zijn drie pakjes shag en parfum uit klagers cel verdwenen. Er doet zich bij klager een uitzondering voor op het uitgangspunt dat de gedetineerde zelf verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij in de inrichting onder zich heeft. In dit bijzondere geval – vanwege het ontbreken van de celsleutel – gaat deze verantwoordelijkheid over op de directeur.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de periode waarin zijn wc kapot was, voor de periode waarin hij ten onrechte niet beschikte over een celsleutel en voor de genoemde goederen die als gevolg hiervan uit zijn cel zijn gestolen.

Standpunt van de directeur
Uit navraag is gebleken dat klager naar aanleiding van het lekken van zijn wc tijdelijk in een andere cel is geplaatst en dat het waterlek op de wc (in de tussentijd) reeds is gemaakt. De directeur heeft zijn zorgplicht dus niet geschonden.

Uit navraag bij het afdelingspersoneel is ook gebleken dat klager enige tijd niet in het bezit was van een celsleutel. Klager heeft echter altijd de mogelijkheid om zijn cel door het afdelingspersoneel te laten afsluiten. Hij is, onder verwijzing naar de huisregels, erop gewezen dat hij nog steeds zelf verantwoordelijk is voor wat zich in zijn cel bevindt en dat de inrichting niet aansprakelijk kan worden gesteld bij vermissing van goederen. Daarnaast valt het hebben van een celsleutel niet onder de zorgplicht van de directeur, omdat dit geen verplichting is op grond van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) of de huisregels.

 

3. De beoordeling
Beklag a.
Over de ontvankelijkheid van klager in zijn beklag overweegt de beroepscommissie het volgende. 
De omstandigheid dat klager gedurende vier maanden een kapotte wc had in zijn cel kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem. Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

In de door klager gestelde omstandigheden, zou het hebben van een kapotte wc gedurende vier maanden een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag en kan hij daarin worden ontvangen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende. 
Het is, het dossier lezende, niet direct duidelijk hoelang het toilet kapot is geweest. In zijn klaagschrift, gedateerd 9 augustus 2022, schrijft klager – kort gezegd – dat hij al twee maanden een kapotte wc heeft, maar dat hieraan niets wordt gedaan, terwijl hij had gevraagd om de wc te laten repareren. De directeur stelt hier op 28 oktober 2022 tegenover dat klager door het lekken van de wc tijdelijk in een andere cel is geplaatst en dat het waterlek op de wc ‘‘reeds is gemaakt’’. In aanvulling op het klaagschrift geeft klagers raadsvrouw op 17 november 2022 – onweersproken – aan dat het repareren van het defecte toilet vier maanden heeft geduurd. Ter zitting van de beklagcommissie noemt de directeur dat er meerdere keren is geprobeerd om het probleem op te lossen, maar dat het lastig bleek te zijn om het betreffende onderdeel van het toilet te vervangen. Aan klager is voorgesteld om naar een andere cel te worden overgeplaatst, maar dat heeft hij geweigerd.

Op basis van het voorgaande houdt de beroepscommissie het erop dat het inderdaad vier maanden heeft geduurd voordat klagers defecte toilet werd gerepareerd. De directeur geeft aan dat in de tussenliggende periode is geprobeerd om het toilet te repareren, maar dat dit niet gelijk lukte. De beklagcommissie heeft op dit punt overwogen dat ‘‘[u]it de stukken blijkt dat de technische dienst is wezen kijken om het probleem op te lossen en dat meerdere keren is geprobeerd om het probleem op te lossen’’. 
De beroepscommissie ziet deze aanwijzingen in het dossier echter niet. Klager stelt daarnaast onweersproken in zijn klaagschrift dat het (in ieder geval) twee maanden duurde voordat er iets aan de kapotte wc werd gedaan. Verder heeft de directeur geen inzicht gegeven in waarom de lange periode van vier maanden voorbijging zonder dat de kapotte wc daadwerkelijk kon worden gerepareerd. Ook is niet helemaal duidelijk wanneer klager werd aangeboden om naar een andere cel te worden overgeplaatst.
Het lag – zeker gezien het ongemak dat klager daarvan ondervond – op de weg van de directeur om naar aanleiding van klagers verzoek(en) zo snel mogelijk actie te ondernemen en het toilet zo snel mogelijk te repareren. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat de directeur dit niet, althans onvoldoende, heeft gedaan. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. 

Daarom zal de beroepscommissie het beroep ten aanzien van beklag a. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en dit beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing (het hebben van een kapotte wc gedurende vier maanden) niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe voor het door hem ondervonden ongemak. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

Beklag b.
Uit het klaagschrift blijkt dat klager ook beklag heeft ingesteld tegen beklag b. De beklagcommissie heeft hier niet op beslist. De beroepscommissie zal dit beklag om proceseconomische redenen zelf alsnog inhoudelijk beoordelen.

In paragraaf 2.1 van de huisregels van de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen staat: ‘‘Wanneer u bij binnenkomst een celsleutel wordt aangeboden, dient u hiervoor een aansprakelijkheids¬verklaring te tekenen, waarin staat dat bij vermissing of vernieling van de sleutel, een bedrag van vijftig (50) euro in rekening gebracht zal worden’’. 

In paragraaf 2.2 staat: ‘‘U bent altijd verantwoordelijk voor hetgeen zich in uw verblijfsruimte bevindt. Bij het verlaten van de cel bent u zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van de cel met uw celsleutel. Wanneer u uw cel niet afsluit bij het verlaten hiervan, kan de inrichting niet aansprakelijk worden gehouden bij vermissing van goederen uit uw cel’’.

En in paragraaf 4.5.1: ‘‘In geval van vermissing of beschadiging van een voorwerp dat u met toestemming in uw verblijfsruimte heeft dan wel bij u draagt, is de directeur aansprakelijk tot een maximaal bedrag van €500,- per voorwerp. De directeur is niet aansprakelijk indien de vermissing of beschadiging het gevolg is van uw eigen opzet of bewuste roekeloosheid, daaronder mede te verstaan het niet afsluiten van uw cel met uw celsleutel bij het verlaten van de cel’’.

Uit de bovengenoemde huisregels kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden afgeleid dat klager op grond van de huisregels een celsleutel moet krijgen. De situatie van klager en de huisregels die voor hem gelden, verschillen van de situatie in RSJ  29 januari 2019, R-18/1985/GA. De directeur heeft, door klager gedurende ‘‘enige tijd’’, geen celsleutel te geven dus niet gehandeld in strijd met de geldende regels. 

Daartegenover staat dat klager onweersproken stelt dat hij bij binnenkomst in de locatie Klein Bankenbosch voor het bezit van een celsleutel een aansprakelijkheidsverklaring heeft ondertekend en dat iedere gedetineerde op deze locatie, inclusief klagers afdeling, over een celsleutel beschikt. De beroepscommissie leest in het klaagschrift dat klager vele malen heeft gevraagd om een celsleutel, maar dat hij deze niet kreeg. 
De directeur bevestigt dat klager ‘‘enige tijd’’ geen celsleutel had. Klager zegt ook onweersproken dat dit vier maanden duurde. Waaróm dit zo was, heeft de directeur niet toegelicht. Dat het niet hebben van een celsleutel zorgt voor praktische moeilijkheden (klager moet telkens als hij zijn cel verlaat het personeel vragen om zijn celdeur dicht te doen, terwijl dit op klagers afdeling niet gebruikelijk is) spreekt voor zich en staat niet ter discussie. 

Onder deze omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager geen celsleutel te geven onredelijk en onbillijk is. De beroepscommissie zal daarom beklag b. gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe voor het door hem ondervonden ongemak. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €10,-.

Beklag c.
De beroepscommissie leidt uit de stukken in het dossier af dat klager heeft verzocht om een oplossing voor de (volgens hem) verdwenen pakjes shag en parfum uit zijn cel, maar dat deze oplossing hem kennelijk niet werd geboden. Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. 
De beroepscommissie verklaart beklag b. gegrond. 
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van in totaal €40,-.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 


Deze uitspraak is op 28 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M. Iedema, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter