Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39949/SGA, 5 april 2024, schorsing
Uitspraakdatum:05-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39949/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    5 april 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft:
a. aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van veertien dagen, vanwege ondermijnend gedrag, vermoedelijk crimineel handelen en druk uitoefenen op derden, ingaande op 28 maart 2024 om 13:00 uur en eindigend op 11 april 2024 om 13:00 uur;
b. beslist verzoekers belduur te beperken tot maximaal tien minuten per week (naast het telefooncontact met zijn advocaat); 
c. beslist dat verzoeker uitsluitend contact mag hebben met zijn advocaat na een terugbelverzoek van de advocaat. 

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift en van de desgevraagde nadere reactie van de directeur van 4 april 2024.

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval ten aanzien van de onder c. genoemde beslissing.

Verzoeker voert aan dat hij op 28 maart 2024 een schrijven kreeg waarin onjuistheden staan en feiten worden verdraaid. In het schrijven is medegedeeld dat met hem is afgesproken dat hij alleen advocatencontact mag na een terugbelverzoek en maximaal twee keer per week en maximaal dertig minuten aaneengesloten per moment. Het document is niet rechtsgeldig en in strijd met de huisregels. Er werd hem verteld dat dit telefonisch is kortgesloten met zijn advocaat, maar het is logisch dat verzoeker hierbij had moeten worden betrokken. Verder stelt verzoeker dat nergens uit blijkt dat hij medegedetineerden onder druk zet. Hij zit op een individueel programma, waardoor hij geen contact heeft met medegedetineerden. 

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder de schriftelijke mededeling van 28 maart 2024, komt naar voren dat verzoeker – vanwege ondermijnend gedrag, een vermoeden van voortgezet crimineel handelen en het uitoefenen van druk op medegedetineerden – naar een andere afdeling is overgeplaatst waar hij in afzondering op zijn eigen cel verbleef. De directeur ziet nog altijd noodzaak verzoeker af te zonderen vanwege het risico dat hij druk gaat uitoefenen op medegedetineerden wanneer hij zich in een groep begeeft. In de komende twee weken gaat de directeur bekijken of er ander beleid kan worden gemaakt. Verder bestaat (nog steeds) de noodzaak verzoekers belduur te beperken tot het wettelijk minimum van tien minuten per week, omdat hij heeft geprobeerd iemand een pakket af te laten leveren bij een advocaat en contact op te nemen met de media. Verzoeker wilde het pakket laten lijken op een strafdossier zodat hij informatie kon krijgen zonder dat de PI hiervan op de hoogte was. Ook is hij de afgelopen periode niet goed omgegaan met de hem opgelegde (toezicht)maatregelen door zich daaraan niet te houden en zich hierop niet makkelijk te laten aanspreken. Omdat verzoeker extreem veel verzoeken deed om met zijn advocaat te kunnen bellen en voor het Bureau Inlichtingen en Veiligheid een onwerkbare situatie ontstond, is met verzoekers advocaat de onder c. genoemde afspraak gemaakt. De advocaat begreep de noodzaak en is hiermee akkoord gegaan, aldus de directeur.

a. en b.
Gelet op dat wat uit de stukken naar voren komt, is de (voortdurende) noodzaak van de onder a. genoemde ordemaatregel – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk geworden in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting. Die beslissing van de directeur kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dit geldt ook voor de onder b. genoemde beslissing, gelet op dat wat uit de stukken naar voren komt over verzoekers gedrag ten aanzien van (de hem opgelegde maatregelen rondom) zijn telefooncontact. De voorzitter zal het verzoek onder a. en b. daarom afwijzen. 

c. 
Op grond van artikel 39, vierde lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid onder j., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt een gedetineerde in staat gesteld telefonisch contact te hebben met diens rechtsbijstandverlener als daarvoor noodzaak en gelegenheid bestaat. De voorzitter begrijpt de onder c. genoemde beslissing zo dat verzoeker niet meer in staat wordt gesteld uit eigen beweging contact op te nemen met zijn advocaat. Daargelaten dat de advocaat daarmee akkoord zou zijn gegaan, zoals de directeur stelt, is deze beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in strijd met artikel 39, vierde lid, van de Pbw. Als de directeur van oordeel is dat verzoeker wenst te telefoneren met zijn advocaat zonder dat daarvoor noodzaak en/of gelegenheid bestaat, kan dat telefooncontact verzoeker op (een van) die gronden worden geweigerd. De voorzitter zal het verzoek onder c. dan ook toewijzen.

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek onder a. en b. af.

De voorzitter wijst het verzoek onder c. toe en schorst de tenuitvoerlegging van die beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 5 april 2024 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven