Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32174/GA, 23/32571/GA, 23/32596/GA, 23/32597/GA, 23/32670/GA, 23/32907/GA, 23/32908/GA en 23/35525/GA, 18 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32174/GA, 23/32571/GA, 23/32596/GA, 23/32597/GA, 23/32670/GA, 23/32907/GA, 23/32908/GA en 23/35525/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    18 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van

[klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    structurele problemen met de winkelleveringen;
(G-2023-14, in beroep: 23/32174/GA)
b.    een verkeerde winkellevering;
(G-2023-41, in beroep: 23/32571/GA)
c.    het feit dat de werkelijke winkelprijzen afwijken van de prijzen op de winkellijst;
(G-2023-79, in beroep: 23/32596/GA)
d.    een verkeerde winkellevering;
(G-2023-74, in beroep: 23/32597/GA)
e.    een verkeerde winkellevering;
(G-2023-56, in beroep: 23/32670/GA)
f.    een verkeerde winkellevering;
(G-2023-111, in beroep: 23/32908/GA)
g.    een verkeerde winkellevering;
(G-2023-122, in beroep: 23/32907/GA)
h.    het feit dat veel producten op de winkellijst niet leverbaar zijn.
(G-2023-587, in beroep: 23/35525/GA)

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft:
-    op 31 januari 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a.;
-    op 2 februari 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b.;
-    op 23 februari 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag c. en d.;
-    op 27 februari 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag e.;
-    op 14 maart 2023 beklag f. ongegrond verklaard;
-    op 15 maart 2023 beklag g. ongegrond verklaard;
-    op 19 juli 2023 beklag h. ongegrond verklaard.

De uitspraken van de beklagrechter zijn bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 



2. De beoordeling
Beklag a.
Voor zover klager heeft verzocht om zijn beroep mondeling te mogen toelichten, overweegt de beroepscommissie als volgt. Dit verzoek is niet onderbouwd, behalve door te stellen dat bij een mondelinge behandeling ‘bewijs’ kan worden getoond. Klager is echter in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren. Hij had aanvullende stukken dus schriftelijk kunnen toesturen. Bovendien bevatten de stukken voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst klagers verzoek daarom af.

Beklag a. ziet niet op een concrete winkellevering, maar op structurele problemen met de winkelleveringen sinds – ten minste – augustus 2022. Klager benoemt daarbij zijn levering van 5 januari 2023, 25 december 2022 en de levering van de week daarvoor als voorbeelden. Volgens hem gaat het elke week mis. Klager zou sommige producten niet krijgen en sommige producten krijgen die op of over de datum zijn.

Beoordelingskader ontvankelijkheid in beklag
De beroepscommissie overweegt dat het bij een verkeerde winkellevering in eerste instantie voor de hand ligt dat de gedetineerde verzoekt om een oplossing voor die concrete winkellevering en dat de gedetineerde daarna eventueel beklag instelt tegen de beslissing op zijn verzoek (zie hierna onder beklag b., d., e., f. en g.; vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA). Maar als het vaker misgaat met de winkelleveringen van een gedetineerde, dan kan het ook zo zijn dat de directeur jegens hem structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken. In dit geval leidt de beroepscommissie uit klagers klaagschrift af dat dit is waar het beklag op ziet (en dat het hem dus niet zozeer gaat om de concrete leveringen van 5 januari 2023, 25 december 2022 en de week daarvoor).

Het niet of verkeerd leveren van boodschappen aan een gedetineerde, kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).
 
Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31460/GA).

Nu juist tegen een (vermeende) structurele tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kan worden geklaagd, is het denkbaar dat niet alle (vermeende) fouten zich binnen zeven dagen voorafgaand aan het beklag hebben voorgedaan. Omdat een beklag op grond van de wet wel uiterlijk op de zevende dag na kennisname van de beslissing moet worden ingesteld, moet de laatste (vermeende) fout echter wel binnen die termijn vallen. Daarnaast is het wenselijk dat van de eerdere fouten ook een datum bekend is, maar kan ten minste van de gedetineerde worden verwacht dat die een periode aanduidt waarin de fouten zich hebben voorgedaan. Anders valt immers niet te beoordelen of er (mogelijk) sprake is geweest van een structurele tekortkoming (vergelijk RSJ 1 september 2023, 22/29126/GA).


Ontvankelijkheid in beklag
Klager benoemt een periode van – ten minste – vijf maanden waarin het wekelijks mis zou zijn gegaan en drie concrete leveringen (binnen die periode) die verkeerd zouden zijn gegaan. De laatste datum daarvan valt binnen zeven dagen voor indiening van het klaagschrift. In deze door klager gestelde omstandigheden zou sprake kunnen zijn van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag. Het beklag is ook voldoende nauwkeurig.

De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.

Inhoudelijke beoordeling van het beklag
De directeur heeft klagers stellingen (zoals hierboven weergegeven) niet uitdrukkelijk betwist. De directeur schrijft alleen dat klager geen bewijsstukken (bestellijst, factuur) heeft bijgevoegd, zodat een nader feitenonderzoek niet mogelijk is. De beroepscommissie is van oordeel dat wél meer informatie van de directeur mag worden verwacht. Klager heeft immers enkele aanknopingspunten gegeven (data van bestellingen en bij de laatste bestelling ook de concrete producten die klager miste). De beroepscommissie gaat ervan uit dat de directeur hiermee enig onderzoek kon doen. De directeur had daarnaast meer in z’n algemeenheid kunnen reageren op de mate waarin de PI Sittard last had/heeft van problemen de winkel en kunnen toelichten hoe de directeur zich ervoor inspant om die problemen te voorkomen of te verhelpen. Deze informatie ontbreekt nu.

Bij deze stand van zaken is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. De beroepscommissie zal het beroep en het beklag daarom gegrond verklaren. Zij ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €25,-.

Beklag c. en h.
Beklag c. en h. zien niet op een concrete winkellevering, maar respectievelijk op de winkelprijzen en de beschikbaarheid van artikelen. Dat zijn geen beslissingen van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Het gaat om algemene situaties (vergelijk RSJ 30 oktober 2023, 21/23940/GA). Over een algemene situatie kan niet worden geklaagd, tenzij sprake is van strijd met wet- en regelgeving. Daarvan is niet gebleken.

Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep in beklag c. ongegrond verklaren en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag h.

Beklag b., d., e., f. en g.
Beoordelingskader ontvankelijkheid in beklag
Het staat vast dat de directeur niet uitdrukkelijk heeft beslist dat klagers boodschappen niet of verkeerd worden geleverd. Er is in die zin geen sprake van beslissingen van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Pbw.

Het gaat – in het kader van deze klachten – om losstaande problemen waarvoor klager een oplossing wil. Het is niet de bedoeling dat in dergelijke gevallen meteen beklag wordt ingesteld. Het is immers “zinniger dat met het toezicht belaste medewerkers in staat worden gesteld op dergelijke klachten te reageren” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 77). Als de gedetineerde het vervolgens niet eens is met de beslissing op zijn – interne – klacht, dan kan hij daartegen beklag instellen.

Het verzoek om een oplossing kan worden gedaan bij de directeur zelf of – wat in de praktijk meer voor de hand ligt – bij bijvoorbeeld het afdelingshoofd. In elk geval moet de gedetineerde een concreet verzoek doen en niet bijvoorbeeld alleen benoemen ‘dat er iets is misgegaan’. De interne klachtenprocedure bij de winkel, waarnaar de directeur in beklag heeft verwezen, is een goede mogelijkheid om ‘te vragen om een oplossing’, maar kan op zichzelf niet verplicht worden gesteld, ook niet op grond van de huisregels (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA, in samenhang met RSJ 28 januari 2020, R 19/4818/GA).

Ontvankelijkheid in beklag b.
Klager schrijft in zijn klaagschrift dat hij Kern Ketchup in plaats van Hela Curry en Nescafé Gold in plaats van cappuccino heeft gekregen en dat hij geen rozijnen, Bounty en rode uien heeft gehad. Het klaagschrift is gedateerd op 12 januari 2023. Klager heeft aangekruist dat hij de klacht heeft besproken met het afdelingshoofd, het afdelingspersoneel of de mentor, waarvan de uitkomst was “kunnen hierin niets betekenen […]”. 

De beroepscommissie is op basis hiervan van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager om een oplossing heeft verzocht en dat het personeel dit heeft afgewezen, omdat zij hierin niets zouden kunnen betekenen. De directeur heeft die gang van zaken niet betwist. Daarom interpreteert de beroepscommissie het beklag als te zijn gericht tegen de afwijzing van klagers verzoek om een oplossing (namelijk: nalevering of ruilen, zoals hij in zijn klaagschrift schrijft).

Daarnaast is de beroepscommissie, anders dan de beklagrechter, van oordeel dat de klacht voldoende concreet is. Klager heeft immers een datum genoemd en enkele concrete producten. De beroepscommissie gaat ervan uit dat dat voor de directeur voldoende informatie is om te achterhalen welke bestelling het precies betrof en wat hiervan verder bekend is (bij het personeel, die van de gestelde fouten dus al op de hoogte is gesteld door klager).

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.

Inhoudelijke beoordeling van beklag b.
De directeur heeft klagers stellingen niet betwist. De beroepscommissie gaat er daarom van uit dat klager twee verkeerde producten heeft ontvangen en drie producten niet heeft ontvangen. Van die laatste drie heeft klager aangegeven dat die producten ook niet gefactureerd zijn, maar van de verkeerd geleverde producten had klager naar het oordeel van de beroepscommissie een teruggaaf moeten ontvangen. De beroepscommissie zal het beroep en het beklag daarom gegrond verklaren.

In hoeverre nalevering of ruilen mogelijk is, weet de beroepscommissie niet. Dat zal op dit moment waarschijnlijk weinig zin meer hebben. Uit de stukken leidt de beroepscommissie af dat de inrichting normaliter bij een ‘gegronde klacht’ ten aanzien van de winkel niet nalevert, maar geld terugstort. De beroepscommissie zal daarom aan klager een tegemoetkoming toekennen van €7,50.


Ontvankelijkheid in beklag d.
Klager heeft aangekruist/onderstreept dat hij de klacht heeft besproken met het afdelingspersoneel en daarbij geschreven “elke week, meerdere mensen, structureel, WAARDELOOS!”.

De beroepscommissie is op basis hiervan van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager om een oplossing heeft verzocht en dat dit verzoek door of namens de directeur is afgewezen. Klager heeft kennelijk wel in zijn algemeenheid zijn onvrede over de winkelleveringen geuit, nu hij schrijft dat hij hier elke week bij meerdere mensen over klaagt. Maar daaruit volgt niet dat klager voor deze concrete winkellevering om een oplossing heeft verzocht.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie dit beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

Ontvankelijkheid in beklag e.
Klager heeft in zijn klaagschrift niet vermeld of en hoe hij om een oplossing heeft gevraagd voor de missende producten. Gelet daarop zal de beroepscommissie dit beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

Ontvankelijkheid in beklag f. en g.
Klager heeft in zijn klaagschriften vermeld dat hij de bakken/zakken in het bijzijn van een inrichtingsmedewerker heeft geopend. De beroepscommissie leest echter niet of en hoe klager – vervolgens – om een oplossing heeft verzocht voor de missende producten (bijvoorbeeld door een interne klacht in te dienen bij de winkel). Gelet daarop zal de beroepscommissie de uitspraken van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag f. en g.

 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen in beklag a. en b. gegrond, vernietigt de betreffende uitspraken van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in deze klachten en verklaart de klachten alsnog gegrond. De beroepscommissie kent aan klager een tegemoetkoming toe van (in totaal) €32,50.

De beroepscommissie verklaart de beroepen in beklag c., d. en e. ongegrond en bevestigt de betreffende uitspraken van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraken van de beklagrechter in beklag f., g. en h. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klachten.


Deze uitspraak is op 18 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven