Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35208/GB en 23/35209/GB, 28 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/35208/GB en 23/35209/GB

    

Betreft  [klager]

Datum  28 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 13 juni 2023 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 25 juli 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing (23/35209/GB).

Verweerder heeft op 11 juli 2023 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de PI Zwolle.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 25 juli 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman heeft namens klager ook beroep ingesteld tegen deze beslissing (23/35208/GB).

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het (gecombineerde) beroepschrift, de (gecombineerde) reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

De ontvankelijkheid van klager in zijn beroepen

Klager verblijft inmiddels in de gevangenis van de PI Nieuwegein. De bestreden beslissingen hebben dus geen effect meer. Daarom heeft klager in beginsel geen belang meer bij zijn beroepen en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beide beroepen is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie de beroepen alsnog inhoudelijk beoordelen.

De beroepscommissie merkt in dit kader nog op dat zij de argumentatie van verweerder omtrent de ontvankelijkheid van klager in zijn beroepen niet volgt. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid in beroep is niet van belang of in de bezwaarfase al is verzocht om een tegemoetkoming (zie ook RSJ 6 januari 2021, R 20/7088/GB).

 

De inhoudelijke beoordeling

Klager verbleef (op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT)) in het huis van bewaring van de PI Alphen. Bij beslissing van 13 juni 2023 is hij geplaatst (op de AIT) in de gevangenis van de PI Alphen, vanwege zijn veroordeling in eerste aanleg. Vervolgens is klager bij beslissing van 11 juli 2023 overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Zwolle, omdat hij in aanmerking kwam voor een verblijf op een reguliere afdeling. De directeur van de PI Alphen heeft in dat kader te kennen gegeven dat het onwenselijk is om klager intern over te plaatsen naar een reguliere afdeling, nu klager bekend is met de regels en procedures op de AIT van de PI Alphen.

De plaatsing in de gevangenis van de PI Alphen (23/35209/GB)

Op het moment dat verweerder zijn beslissing op het bezwaar nam, verbleef klager al niet meer in de gevangenis van de PI Alphen. In bezwaar is niet om een tegemoetkoming verzocht. Klager had daarom geen belang meer bij een beslissing op zijn bezwaar, zodat verweerder klager niet had kunnen ontvangen in zijn bezwaar. Gelet hierop zal de beroepscommissie de bestreden beslissing vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn bezwaar.

De overplaatsing naar de gevangenis van de PI Zwolle (23/35208/GB)

De beroepscommissie heeft het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis daarvan begrijpt zij dat klager zich niet verzet tegen de reden die tot de overplaatsing heeft geleid, maar tegen de selectiekeuze van de inrichting. Klager wenst(e) te worden overgeplaatst naar de PI Dordrecht of de locatie De Schie te Rotterdam. De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie vindt het in dit geval niet nodig om nader in te gaan op de gronden in het beroepschrift, omdat die in de kern vrijwel gelijk zijn aan de gronden in het bezwaarschrift. Verweerder heeft hieraan in de bestreden beslissing naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aandacht besteed.

Over klagers argument dat artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wel degelijk een rol speelt, overweegt de beroepscommissie volledigheidshalve nog dat een vestigingsadres buiten één van de arrondissementen binnen de Nederlandse landsgrenzen buiten de Regeling valt (vergelijk RSJ 26 november 2021, 21/20398/GB). Deze bepaling vormt reeds daarom geen selectiecriterium voor deze zaak.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de beslissing die ten grondslag ligt aan het beroep met het kenmerk 23/35209/GB. Zij verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.

De beroepscommissie verklaart het beroep met het kenmerk 23/35208/GB ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 28 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. Sieders en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven