Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1072/GA, 30 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 08/1072/GA

betreft: [klager] datum: 30 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 april 2008 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2008, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager, [...], unit-directeur bij de p.i. Veenhuizen, en [...], stagiaire bij voormelde p.i.
Klagers raadsvrouw, mr. E. van Doorn, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Bij faxbericht van 29 augustus 2008 heeft zij gereageerd op het behandelde ter zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft 1. het feit dat het bureau management ondersteuning (b.m.o.) heeft getekend voor de ontvangst van klagers juridische post en 2. dat klager niet op verlof mag om bij de behandeling van zijn zaak in Duitsland aanwezig te zijn.

De beklagcommissie heeft beklagonderdeel 1. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van beklagonderdeel 2. op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is door de Duitse autoriteiten veroordeeld tot betaling van € 12.000,- terzake van achterstallige huur. Tevens is hij zijn woning en de inboedel kwijtgeraakt. Klager heeft vijfmaal per brief aan de Duitse autoriteiten aangegeven dat hij niet kon
komen naar de zitting. Hij heeft de rechter ook telefonisch gesproken over de zaak. De inrichting hoort zich niet te bemoeien met gerechtelijke stukken van klager. Zodra voor ontvangst van een gerechtelijk stuk getekend wordt, wordt de zaak op de rol
gezet.
Klagers verlofaanvragen werden bij het voortraject afgewezen. De spreekbriefjes die klager had ingevuld, werden weggegooid.
Klager had al in februari 2008 overgeplaatst moeten worden naar een open kamp. De reclassering maakt ook fouten. Klager heeft in juni 2008 al zijn stukken opgestuurd naar de raadsvrouw.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De Regeling geprivilegieerde post gedetineerden (hierna: de Regeling) is niet correct nageleefd. Post van het Amtsgericht Meppen is aan te merken als post van justitiële autoriteiten in de zin van artikel 37, eerste lid, van de Pbw. Indien de post van
het Amstgericht op de wijze is verzonden als genoemd in voormeld artikel en zou zijn uitgereikt aan klager, dan had klager de envelop kunnen tekenen voor ontvangst. Klager had dan een eigen keuze gehad. De klacht ziet erop dat de ontvangst van een
envelop die aan klager geadresseerd is, wordt getekend door de penitentiaire inrichting. De directeur had - conform artikel 3, eerste lid, van de Regeling - de envelop moeten ondertekenen en de bijgesloten envelop aan klager moeten uitreiken. De
directeur is niet gemachtigd om namens klager te tekenen. Hij had hierover (telefonisch) kunnen overleggen met klager.
In de huisregels van de inrichting staat niet vermeld hoe verlof moet worden ingediend, in die zin dat niet vermeld wordt dat dit niet mondeling kan. Evenmin staat hierover iets vermeld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Aan klager
kan
niet verweten worden dat hij slechts mondeling om verlof heeft verzocht. Voorts heeft klager niet verzocht om algemeen verlof, maar om incidenteel verlof, wat uiteindelijk moet worden beschouwd als een verzoek tot strafonderbreking. De Minister beslist
op het verzoek tot strafonderbreking, maar de directeur neemt het verzoek - ingevolge artikel 2 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting - in ontvangst. Blijkens de toelichting bij artikel 3 van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting volgt dat de directeur alle relevante bescheiden naar de Minister toezendt. De directeur had het mondelinge verzoek moeten doorsturen naar de Minister.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De juiste procedure is gevolgd terzake van het tekenen voor ontvangst van poststukken. Het is niet mogelijk om iedere gedetineerde op te roepen indien een poststuk wordt bezorgd waarbij voor ontvangst getekend moet worden. De postbezorger zou dan
minimaal 15 minuten moeten wachten. Voorst wordt opgemerkt dat verlofaanvragen moeten worden ingediend bij de selectiefunctionaris en niet door middel van een spreekbriefje.
Namens de directeur heeft de stagiaire verklaard dat klager een gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen van meer dan twee jaar. De beslissingsbevoegdheid voor verlofverlening ligt daarom bij de Minister. Uit informatie van het b.s.d. blijkt dat klager
omtrent deze kwestie veel begeleiding heeft gekregen van het b.s.d. en contact heeft gehad met het Juridisch Loket. Met klager is gesproken over de mogelijkheid van verlof, maar er is formeel geen verlofaanvraag ingediend.

3. De beoordeling
Terzake van beklagonderdeel 1. is de vraag of getekend mocht worden voor ontvangst voor een poststuk gericht aan klager. De beroepscommissie merkt allereerst op dat niet aannemelijk is geworden dat het poststuk is verzonden overeenkomstig artikel 3,
eerste lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden. Nu het betreffende poststuk aangetekend verzonden is en klager zich in de inrichting bevond, zodat het poststuk aan hem kon worden uitgereikt, oordeelt de beroepscommissie dat geen sprake
is van onzorgvuldig gedrag. Bovendien blijkt uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, dat klager reeds op de hoogte was van de gerechtelijke procedure in Duitsland. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd ter
zake van beklagonderdeel 1. niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie.
Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen volgt dat klager de mogelijkheid van verlof heeft besproken. In de gegeven omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk een
verzoek
tot verlof c.q. strafonderbreking heeft gedaan. Tevens is geen sprake van een beslissing als genoemd in artikel 60, eerste lid, van de Pbw waartegen beklag openstaat, zodat klager niet in zijn beklag kan worden ontvangen. De beroepscommissie zal het
beroep derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven