Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38881/GV, 22 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/38881/GV

               

Betreft  [klager]

Datum  22 april 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 29 januari 2024 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. E.M. Bakx en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is wel degelijk aannemelijk geworden dat de overleden persoon klagers oma was. Zij is op 22 januari 2024 overleden. Klager heeft dit op 23 januari 2024 van zijn moeder vernomen. Diezelfde dag heeft klager bij de bewakers op zijn afdeling aangegeven dat hij verlof wenste om de crematie te kunnen bijwonen. Op 24 januari 2024 heeft klager, samen met zijn casemanager, de verlofaanvraag ingediend. Er was geen rouwkaart opgemaakt, dus deze kon klager niet overhandigen. De overlijdensakte kon wel worden ingediend. Op 26 januari 2024 kreeg klager aan het einde van de middag op de afdeling te horen dat er meer bewijsstukken werden opgevraagd. Dat een deadline voor het indienen van deze stukken bestond, te weten diezelfde dag om 17:00 uur, is klager niet bekend.

Op 27 januari 2024 heeft klager overleg gehad met zijn afdelingshoofd en is gesproken over de mogelijkheid om een uittreksel op te vragen via www.mijnoverheid.nl. Klager heeft zijn moeder gevraagd om dit te regelen. Dit lukte haar echter niet en zij gaf daarom op zondag aan klager haar inloggegevens door. Klager kon toen het uittreksel opvragen waarin de verwantschap van klagers moeder met klager en zijn oma duidelijk werd. Deze stukken heeft de bewaker op verzoek van klager op zondag naar het hoofd van de afdeling gemaild.

Uit het selectieadvies blijkt dat het Openbaar Ministerie, het multidisciplinair overleg (MDO) en de vrijhedencommissie reeds positief hadden geadviseerd. Het verlofadres was geverifieerd en in orde bevonden. Klagers opa was kennelijk al benaderd en heeft toestemming gegeven dat klager afscheid neemt van zijn oma. De informatie die zich in het dossier bevindt geeft geen aanleiding om de verwantschap tussen klager en zijn oma in twijfel te trekken.

Daarbij komt dat klager zich voldoende heeft ingespannen om de gevraagde aanvullende informatie aan te leveren, voor zover dit in zijn macht lag. Dat de stukken verweerder niet hebben bereikt, dient niet voor zijn rekening en risico te komen. Bovendien is het onjuist dat er onvoldoende tijd zou zijn om het vervoer voor de crematie nog te regelen. De crematie vond in de middag plaats. Na de positieve beslissing had een transportaanvraag bij de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) moeten worden ingediend. Verweerder heeft niet redelijkerwijs kunnen overwegen dat het, gelet op de reistijd tussen de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad en Enschede, niet haalbaar zou zijn geweest.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek was niet onderbouwd met de stukken die op grond van artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of de beweerde band tussen de gedetineerde en de te bezoeken (overleden) persoon aanwezig is. Verweerder heeft alles in het werk gesteld om op tijd de benodigde bewijsstukken te ontvangen. Op 26 januari 2024 heeft het hoofd van de afdeling Detentie & Re-integratie telefonisch aan verweerder kenbaar gemaakt dat het niet meer zou lukken om de bewijsstukken voor het einde van de werkdag aan te leveren.

Klager stelt dat de bovenstaande gang van zaken onjuist is, omdat zijn afdelingshoofd wel op 26 januari 2024 de ontbrekende bewijsstukken per e-mail naar verweerder heeft verstuurd. Verweerder heeft de juistheid van deze stelling onderzocht. Navraag bij het betreffende afdelingshoofd heeft echter uitgewezen dat de bewijsstukken niet op 26 januari 2024 naar verweerder zijn gestuurd. Het afdelingshoofd heeft in het weekend contact gehad met klager en het personeel, om uit te leggen dat via www.mijnoverheid.nl de onderlinge relatie kon worden aangetoond. Het personeel heeft de bewijsstukken op 28 januari 2024 naar het afdelingshoofd gemaild. Deze stukken hebben verweerder echter nimmer bereikt.

Als verweerder op 29 januari 2024 wel kennis had genomen van de bewijsstukken, dan zou dit te laat zijn geweest om alsnog positief te kunnen beslissen op het verzoek om incidenteel verlof. Hierbij is van belang dat de crematie al diezelfde dag zou plaatsvinden en dat er, na de positieve beslissing, een transportaanvraag bij de DV&O had moeten worden ingediend. Daarnaast had het rouwbezoek plaats moeten vinden in het rouwcentrum te Enschede, voorafgaand aan de crematieplechtigheid. Verweerder heeft in de bestreden beslissing redelijkerwijs kunnen overwegen dat dit, gelet op de reistijd tussen de PI Lelystad en Enschede, niet haalbaar zou zijn geweest. 

Het is erg spijtig dat klager geen afscheid meer heeft kunnen nemen van zijn oma. Het is echter primair de verantwoordelijkheid van de gedetineerde om zijn verlofaanvraag (tijdig) met alle vereiste bewijsstukken te onderbouwen. Het feit dat dit in dit geval niet (op tijd) is gelukt, dient voor zijn rekening en risico te komen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 22 december 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld en afpersing. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 5 december 2024.

In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Artikel 22, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat, voordat het incidenteel verlof wordt verleend voor een bezoek aan een persoon, ten aanzien van de te bezoeken persoon dient vast te staan dat de beweerde band bestaat, de relatie hecht is, en de te bezoeken persoon geen bezwaar tegen het bezoek heeft.

Klager heeft op woensdag 24 januari 2024 verzocht om incidenteel verlof, omdat hij de crematie van zijn oma op maandag 29 januari 2024 wenste bij te wonen. Verweerder heeft dit verzoek in behandeling genomen en daarbij geconstateerd dat de verwantschap tussen klager en zijn oma niet met stukken was onderbouwd. Uit de stukken bleek niet dat de overleden persoon dezelfde achternaam had als klager en evenmin dat klager dezelfde achternaam had als de persoon met wie zij bij leven getrouwd was.

Nu ook een rouwkaart ontbrak, heeft verweerder op vrijdag 26 januari 2024 bericht dat klager nadere informatie, in de vorm van een uittreksel van Mijn Overheid, diende aan te leveren om de beweerde band aan te tonen. Deze stukken diende met het oog op de naderende crematie spoedig te worden aangeleverd. Diezelfde dag heeft het afdelingshoofd aangegeven dat het niet meer zou lukken om de gevraagde bewijsmiddelen aan te leveren. Uit de stukken volgt dat het personeel voor klager op zondag 28 januari 2024 nog wel de aanvullende stukken naar het afdelingshoofd heeft gemaild. Die hebben verweerder echter niet meer bereikt voor het nemen van de afwijzende beslissing. Dit risico komt in dezen voor rekening van klager.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven