Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39849/SGA, 29 maart 2024, schorsing
Uitspraakdatum:29-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39849/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    29 maart 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De directeur van het Justitieel Centrum Zeist (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van zeven dagen, ter voorkoming van onrust op verzoekers afdeling, ingaande op          28 maart 2024 om 8:00 uur en eindigend op 4 april 2024 om 8:00 uur. Daarnaast heeft de directeur beslist deze ordemaatregel ten uitvoer te leggen in de afzonderingsruimte van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

Verzoekers raadsman, mr. S. Konya, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk NM2024-353).

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de stukken volgt dat de bestreden ordemaatregel is opgelegd in afwachting van verzoekers overplaatsing naar een andere inrichting en omdat zijn verblijf op de afdeling ernstige onrust kan veroorzaken. De ordemaatregel wordt ten uitvoer gelegd in de PI Nieuwgein, aansluitend op een opgelegde disciplinaire straf die ook in diezelfde inrichting ten uitvoer werd gelegd. Vanwege verzoekers verblijf in de PI Nieuwegein is hij niet gehoord voorafgaand aan het opleggen van de bestreden ordemaatregel. 

De voorzitter overweegt als volgt. 
Op grond van artikel 57, eerste lid, onder c., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord voordat wordt beslist over de plaatsing in afzondering en de tenuitvoerlegging van die beslissing in een andere inrichting, zoals bedoeld in artikel 24, eerste lid, respectievelijk artikel 25, eerste lid, van de Pbw. Het horen kan achterwege blijven als de vereiste spoed zich daartegen verzet of de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is in dit geval niet gebleken van (een van) de voornoemde uitzonderingen. Het enkele feit dat klager in een andere inrichting verblijft is daarvoor – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende. De directeur had naar andere (technische) opties moeten zoeken om het wettelijk voorgeschreven hoorgesprek alsnog te kunnen laten plaatsvinden. 

Nu verzoeker niet is gehoord voordat is beslist tot oplegging van de ordemaatregel (en tenuitvoerlegging daarvan in een andere inrichting), zijn die beslissingen genomen in strijd met de wet. Gelet daarop zal de voorzitter het verzoek toewijzen.

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissingen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 29 maart 2024 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven