Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32165/GA, 23 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32165/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    23 april 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing om zijn moeder tweemaal te weigeren om op de invalideparkeerplaats van de inrichting te mogen parkeren.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard heeft op 7 februari 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (ZB-2023-85). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. Berndsen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Heerhugowaard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. Standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beklagrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake zou zijn van een beslissing jegens klager zelf. De beklagrechter heeft namelijk een te beperkte uitleg gegeven aan de woorden “hem betreffend” zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Vergelijk in dat kader de uitspraken over beslissingen ten aanzien van (onder andere het weigeren van) bezoek, bijvoorbeeld RSJ 4 januari 2021, R 19/4842/GA en R-19/4854/GA. Ook in zulke situaties zou gesteld kunnen worden dat het enkel een beslissing is ten aanzien van de betreffende bezoeker. Niettemin is de gedetineerde vaak ontvankelijk in zijn beklag.

In dit geval is klager eveneens rechtstreeks in zijn belang geraakt door de beslissing. Door de moeder van klager toegang tot de invalidenparkeerplaats te ontzeggen – terwijl zij stelt een invalidenkaart te hebben – zal zijn moeder niet of minder in staat zijn klager te bezoeken. Daarmee raakt de beslissing aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn standpunt in beroep kenbaar te maken.



3. De beoordeling
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat geen sprake is van een jegens klager genomen beslissing door of namens de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Het gaat immers om een beslissing jegens de moeder van klager en niet jegens hemzelf. 

Daarbij gaat de vergelijking van de raadsman met de jurisprudentie omtrent het weigeren van bezoekers niet op, omdat de onderhavige beslissing (het weigeren van toegang tot een invalideparkeerplaats) in een te ver verwijderd verband staat met (het bezoekrecht van) klager. Het enkel pas in beroep – in algemene bewoordingen en in de toekomstige tijd – benoemen dat klagers moeder door het weigeren van de toegang tot de invalidenparkeerplaats “niet of minder” in staat zal zijn klager te bezoeken, maakt het voorgaande niet anders. Overigens kan de moeder van klager zelf een klacht indienen bij het klachtenloket van de Dienst Justitiële Inrichtingen (zie https://www.dji.nl/contact/u-heeft-een-klacht-over-dji). 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 23 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R. Raat en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven