Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1888/GV, 23 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1888/GV

betreft: [klager] datum: 23 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. L.J.H. Kortz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil met verlof om de verjaardag van zijn minderjarige zoon te kunnen bezoeken. Klager heeft enkel omgang met zijn kinderen tijdens de vier vader-en-kind dagen in de inrichting. Klager hecht er waarde aan om rond de verjaardag van zijn zoontje
aanwezig te zijn, nu dat voor een jong kind een belangrijke dag is. Eén en ander krijgt meer gewicht nu klager reeds geruime tijd van zijn kinderen is gescheiden.
Klager is van mening dat de afwijzende beslissing ten onrechte is genomen, dan wel dat de beslissing ondeugdelijk is gemotiveerd. De afwijzende beslissing is gestoeld op een recente uitspraak van het Gerechtshof, waarin het verzoek om schorsing van de
voorlopige hechtenis is afgewezen. Dit enkele feit mag geen aanleiding zijn om het verzoek om verlof te weigeren. Immers, dit zou met zich meebrengen dat ieder verzoek om verlof in het kader van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna:
de Regeling) geblokkeerd wordt indien in het verleden een schorsingsverzoek door de rechter is afgewezen. Deze aanname miskent het zelfstandige karakter van de Regeling. De advocaat-generaal lijkt dezelfde mening zijn toegedeeld. Hiervoor wordt
verwezen
naar productie 2. Voorts voldoet klager aan de voorwaarden, gesteld in artikel 14 van de Regeling, om voor algemeen verlof in aanmerking te komen. De directeur en de regiopolitie hebben positief advies gegeven voor verlofverlening. Het negatieve advies
van het OM berust enkel op het feit dat zij in hoger beroep een hogere straf verwacht. De verdediging betwist dit en wijst er op dat klager ook hoger beroep heeft ingesteld. Tevens staat de aangevoerde weigeringsgrond van het OM niet opgesomd in
artikel
4 van de Regeling.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor de afwijzing van het verzoek wordt inhoudelijk verwezen naar de gronden van de bestreden beslissing. Aan het Gerechtshof is om nadere uitleg gevraagd nu het een verzoek om algemeen verlof betreft. Het OM verwijst inhoudelijk naar haar brief van 10
juli 2008 en laat weten dat de noodzaak om met verlof te gaan niet aannemelijk is gemaakt. Daarnaast is het zeer aannemelijk dat in hoger beroep een hogere straf wordt opgelegd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van gevangenis Alphen aan den Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn om akkoord te gaan met verlof.
De politie heeft geen bezwaar, mits klager geen contact zoekt met zijn slachtoffer c.q. wegblijft uit de woonomgeving van het slachtoffer.

Door het ressortsparket Arnhem is telefonisch meegedeeld dat klager op 26 augustus 2008 door het gerechthof Arnhem is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek. Tegen deze uitspraak is beroep in cassatie ingesteld. De fictieve
einddatum is gesteld op 5 februari 2009.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep op 26 augustus 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek, wegens – kortweg – opzettelijke vrijheidsberoving en stalking. Inmiddels is beroep in cassatie ingesteld. De fictieve einddatum is gesteld op 5
februari 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Gelet op voornoemde uitspraak van het gerechtshof Arnhem d.d. 26 augustus 2008 is de verwachting dat klager in hoger beroep een hogere straf zou worden opgelegd komen te vervallen en kan dit geen reden vormen om klagers verzoek om algemeen verlof af te
wijzen. Anders dan door het openbaar ministerie is aangegeven behoeft de noodzaak voor algemeen verlof niet te worden aangetoond maar moet de aanwezigheid van contra-indicaties voldoende aannemelijk worden gemaakt. Gelet hierop kan de beslissing om
klagers verlofaanvraag af te wijzen niet in stand blijven. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de
beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Nu klager de verjaardag van zijn zoon heeft gemist, zal de beroepscommissie klager een tegemoetkoming toekennen. De beroepscommissie beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 25,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 september 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven