Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37388/GA, 1 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer                                                     23/37388/GA

Betreft                                                        [klager]

Datum                                                        1 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen

a.                                                                de beslissing van 14 september 2023 om hem op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) te plaatsen (LW-2023-448);

b.                                                               een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten en arbeid, voor de duur van veertien dagen, om het personeel in de gelegenheid te stellen hem beter te leren kennen en te en kijken hoe hij en de medegedetineerden op elkaar reageren, ingaande op 14 september 2023 (LW-2023-449);

c.                                                                de maatregelen die hem op 15 september 2023 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen), waaronder het opnieuw moeten screenen van zijn contactpersonen (LW 2023 450).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 9 november 2023 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Leeuwarden, gehoord op de digitale zitting van 20 februari 2024.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Beklag a.

Het was voor klager niet duidelijk waarom hij op de AIT is geplaatst. In het gesprek op 14 september 2023 is niet over de redenen voor AIT-plaatsing gesproken en aan klager is geen schriftelijke beslissing uitgereikt waarin de motivering inzichtelijk wordt. Klager verwijst naar RSJ 21 maart 2022, 20/8076/GA, RSJ 21 maart 2022, 20/8075/GA en RSJ 21 maart 2022, 21/22583/GA.

De directeur stelt dat klager schriftelijk is geïnformeerd over de grondslag voor de AIT plaatsing. Maar het is niet duidelijk aan welk document de directeur refereert. De noodzaak voor de AIT-plaatsing volgt in ieder geval niet uit de ordemaatregel of de GVM-beslissing (die overigens pas is uitgereikt ná de plaatsing op de AIT). Het was klager op 14 september 2023 dus niet duidelijk waarom hij op de AIT is geplaatst.

De beroepscommissie heeft meerdere keren geoordeeld dat het wenselijk wordt geacht dat gedetineerden een schriftelijke mededeling, als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), ontvangen bij plaatsing op de AIT (vergelijk RSJ 21 maart 2022, 21/22583/GA en RSJ 3 oktober 2022, 21/23038/GA). Het schriftelijk motiveren van een beslissing komt de zorgvuldigheid van de besluitvorming ten goede en voorkomt onduidelijkheid bij gedetineerden.

Nu het aantal (gedetineerden op de) AIT’s toeneemt, is het wenselijk dat de rechtspraak van de beroepscommissie wordt gewijzigd en dat voortaan als verplichting geldt dat een AIT-plaatsing schriftelijk wordt gemotiveerd. Het opstellen van een schriftelijke beslissing is weinig tijdrovend en voorkomt onduidelijkheid bij de beklag- en beroepscommissie. Dat doet recht aan de aard en impact van een AIT-plaatsing. Het is een ingrijpende beslissing. Een AIT is geen reguliere afdeling. Er is bijvoorbeeld geen vader-kinddag, geen bezoek zonder toezicht, geen beeldbellen en geen arbeid.

 

Beklag b.

Het was niet nodig om een ordemaatregel op te leggen. In de schriftelijke mededeling is geen motivering voor de maatregel gegeven, behalve de AIT-plaatsing. Dat is te summier. Het is een ingrijpende beslissing, dus er wordt een toetsbare motivering verwacht.

In de ordemaatregel staat dat het uitsluiten vooral nodig is om het personeel klager beter te laten leren kennen en te kijken hoe andere gedetineerden op hem reageren. Het personeel kende klager echter al vanwege een eerder verblijf op de AIT van de PI Leeuwarden. Hij is altijd goed geweest met het personeel. In het verweerschrift in beklag is vervolgens aangegeven dat de focus niet ligt op een kennismaking met het personeel, maar op een onderzoek naar de verhoudingen met andere gedetineerden. De motivering is dus tussentijds aangepast.

Klager kende bijna iedere gedetineerde op de AIT van een eerder verblijf in een inrichting. Sommigen kent hij van het eerdere verblijf op de AIT van de PI Leeuwarden. Er kan niet worden gesteld dat de relatie met medegedetineerden niet duidelijk was.

Er is sprake van een routinematig besluit, in de zin dat gelijktijdig met de plaatsing op de AIT is besloten tot het opleggen van een ordemaatregel. Er is geen sprake van een individuele motivering en belangenafweging. Op de AIT van de PI Arnhem heeft klager geen ordemaatregel gekregen en op de AIT van de PI Krimpen aan den IJssel maar één dag.

Tijdens de ordemaatregel heeft klager één keer gezamenlijk mogen luchten en één keer mogen deelnemen aan recreatie. In die tijd kan je de relatie tussen de gedetineerden niet beoordelen.

 

Beklag c.

Er wordt zeer summier toegelicht welke risico’s er worden aangenomen en uit welke informatie die risico’s volgen. Er wordt niet toegelicht waarom sprake is van de indicatie ondermijning van gezag van directeur en personeel in de inrichting (hierna: ondermijning). Voor de indicatie (risico op) ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf (hierna: vluchtgevaar) en de indicatie (risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde (hierna: liquidatiegevaar) wordt verwezen naar het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 12 april 2023. Deze informatie biedt echter geen steun voor de indicaties vluchtgevaar en liquidatiegevaar, aangezien er wordt aangegeven dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat klager wil ontvluchten en er geen actuele informatie is met betrekking tot ontvluchting en/of liquidatiegevaar. Er wordt alleen verwezen naar de lopende strafzaak. Een levenslange veroordeling is onvoldoende om vluchtgevaar aan te nemen (vergelijk RSJ 21 september 2018, R-907).

Het is ook opvallend dat in het selectieadvies van 11 september 2023 geen melding wordt gemaakt van de indicatie vluchtgevaar. De directeur heeft niet toegelicht waarom desondanks toch rekening wordt gehouden met een risico op vluchtgevaar.

De directeur heeft nooit beslist tot weigering van verzending of uitreiking van een brief. Dat bewijst dat verstuurde en ontvangen correspondentie geen onwenselijke of ontoelaatbare inhoud heeft. Laat staan dat op grond van de inhoud van de brieven een verdenking van voortgezet crimineel handelen kan worden aangenomen.

De beklagcommissie van de PI Arnhem heeft eerder overwogen dat de beslissing van de directeur van de PI Arnhem tot oplegging van GVM-maatregelen onvoldoende was gemotiveerd en de informatie met betrekking tot de risico’s niet actueel en concreet was.

Voorts is het niet begrijpelijk waarom de directeur meer toezichtmaatregelen heeft opgelegd dan eerder in de PI Krimpen aan den IJssel zijn opgelegd.

Het beklag had in ieder geval deels gegrond verklaard moeten worden, ten aanzien van de verplichting om contacten opnieuw te screenen en het verbod op contact met deze personen in afwachting van een positieve screening. De directeur heeft tijdens de beklagzitting aangegeven dat er sprake was van een fout en er geen nieuwe screening nodig was. Het is pas opgelost nadat klager hierover geklaagd had. Hij wenst een tegemoetkoming voor de periode waarin hij geen contact (bellen en bezoek) heeft kunnen onderhouden met zijn eerder positief gescreende contacten. Dat was ongeveer tien dagen.

De beklagonderdelen tegen de (zo begrijpt de beroepscommissie) persoonlijke belangen van klager en het horen (in het kader van de toezichtmaatregelen) en de beslissing tot degradatie worden in beroep niet gehandhaafd.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Beklag a.

De AIT is juridisch gezien een reguliere afdeling. Een schriftelijke mededeling is bij een overplaatsing daarnaartoe niet vereist. Op de AIT kunnen GVM-maatregelen goed worden uitgeoefend. Omdat er maar één telefoon beschikbaar is, kan bijvoorbeeld een belmaatregel goed gemonitord worden. Dat geldt ook voor het monitoren van contacten met andere gedetineerden.

In de PI Krimpen aan den IJssel is verteld dat klager naar de AIT van de PI Leeuwarden werd overgeplaatst. Hij is welkom geheten op de AIT. De reden van de AIT-plaatsing is duidelijk als je van een AIT wordt overgeplaatst naar een andere AIT.

 

Beklag b.

Niet alle gedetineerden krijgen bij een AIT-plaatsing een ordemaatregel. Dat hangt af van de reden van de AIT-plaatsing. Op de AIT kunnen ook gedetineerden zonder GVM-maatregelen worden geplaatst, bijvoorbeeld als hun telefonische contacten moeten worden gemonitord. Op de AIT is het makkelijk om toezicht te houden. Het is geen regime met vaste regels voor iedereen.

Gedetineerden met een GVM-status die binnenkomen op de AIT krijgen een ordemaatregel van veertien dagen. Deze kan eerder worden beëindigd als daarvoor aanleiding is. Klagers ordemaatregel heeft ongeveer een week geduurd. Zo’n ordemaatregel is bedoeld om kennis te maken met de afdeling, het personeel en andere gedetineerden. Voor het personeel is het belangrijk om te kunnen inschatten hoe gedetineerden op elkaar reageren, bijvoorbeeld of er onenigheid is of bondjes gesloten worden.

Zo’n ordemaatregel wordt stapsgewijs afgebouwd en activiteiten geleidelijk opgebouwd. Bijvoorbeeld eerst gezamenlijk luchten en dan koken. Zo kan het personeel een goede inschatting maken.

 

Beklag c.

In het Operationeel Overleg (OO) wordt getoetst of informatie actueel, betrouwbaar en concreet is. Dan wordt een GVM-status met bepaalde indicaties opgelegd. De directeur doet een lichte toets. Hij gaat uit van de betrouwbaarheid van het OO en het GRIP. Op basis daarvan legt hij toezichtmaatregelen op.

Wat betreft het opnieuw moeten screenen van de bestaande contacten zat de directeur fout. Deze screening was al gebeurd. Klager heeft daar inderdaad last van gehad.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Wettelijk kader

De AIT is een reguliere afdeling binnen de gevangenis en kleinschaliger dan andere, reguliere afdelingen. De AIT maakt het mogelijk om risicovolle gedetineerden intensief te monitoren. Daarbij ligt de nadruk op het bewaren van de orde en veiligheid in de inrichting. Het is bedoeld voor gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben. De vraag wanneer een gedetineerde intensief toezicht nodig heeft, is ter beoordeling van de directeur.

De directeur bepaalt op grond van artikel 16, eerste lid, van de Pbw immers de wijze van onderbrenging van de gedetineerden die overeenkomstig artikel 15 van de Pbw zijn geplaatst in de inrichting of afdeling met het beheer waarvan hij belast is. Hoewel het geven van een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 58 eerste lid, van de Pbw bij een interne overplaatsing niet verplicht is, acht de beroepscommissie dit wel wenselijk, gelet op de aard van een plaatsing op de AIT. Dit dient ertoe dat de motivering voor een gedetineerde afdoende inzichtelijk wordt. Dat een dergelijke beslissing niet op schrift behoeft te worden gesteld, laat onverlet dat gemotiveerd kenbaar moet zijn gemaakt aan de gedetineerde wat de reden is voor de interne (over)plaatsing, in dit geval de plaatsing op de AIT (vergelijk RSJ 21 maart 2022, 21/22583/GA).

De beroepscommissie heeft reeds eerder overwogen dat gedetineerden ook op de AIT kunnen worden geplaatst om andere redenen dan het voorkomen van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie (zie RSJ 17 april 2023, 22/30865/GA). Een beslissing daartoe dient echter een op de betreffende gedetineerde toegespitste motivering te bevatten.

 

Beoordeling

De directeur heeft in het verweerschrift in beklag gesteld dat klager is gehoord en zowel schriftelijk als mondeling is geïnformeerd over de grondslag voor de AIT-plaatsing. De directeur heeft ter zitting echter aangevoerd dat er geen schriftelijke beslissing wordt opgemaakt bij een AIT-plaatsing. De beroepscommissie gaat er dus van uit dat klager geen schriftelijke beslissing van de AIT-plaatsing heeft gekregen.

Klager voert aan dat hem ook nooit mondeling is verteld wat de reden van de AIT-plaatsing is. Tijdens de zitting heeft de directeur gezegd dat hem in de PI Krimpen aan den IJssel wel is verteld dat hij naar de AIT Leeuwarden moest en de reden wel duidelijk is als je van een AIT naar een andere AIT wordt overgeplaatst. De beroepscommissie is echter van oordeel dat de directeur van de PI Leeuwarden, die de beslissing om klager op de AIT van de PI Leeuwarden te plaatsen neemt, aan klager kenbaar had moeten maken waarom hij (ook) daar op de AIT wordt geplaatst. Het is naar het oordeel van de beroepscommissie, bij deze stand van zaken, onvoldoende aannemelijk geworden dat klager gemotiveerd kenbaar is gemaakt wat de reden is voor de AIT-plaatsing.

Uit het verweerschrift in beklag volgt dat de reden voor de AIT plaatsing is het optimaal kunnen monitoren van klagers GVM maatregelen, wat bijdraagt aan een inperking van de geïndiceerde risico’s. De directeur heeft echter niet inzichtelijk gemaakt waarom (specifiek) klager in verband met de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen aan intensiever toezicht op de AIT onderworpen diende te worden (vergelijk RSJ 22 november 2023, 23/33011/GA). Een dergelijke nadere toelichting is wel nodig. Niet iedere gedetineerde met GVM-maatregelen verblijft immers op een AIT.

Gelet op het voorgaande is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag a. alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal ook de beslissing van de directeur vernietigen en de directeur opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Beklag b.

Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag b. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

 

Beklag c.

In het klaagschrift tegen de GVM-maatregelen schrijft klagers raadsman dat het in ieder geval niet begrijpelijk is dat in de beslissing staat dat klagers contactpersonen opnieuw gescreend moeten worden. Al klagers contactpersonen waren namelijk op 6 september 2023 gescreend in de PI Krimpen aan den IJssel.

De directeur heeft erkend dat er een fout door de inrichting is gemaakt. Klagers contactpersonen waren inderdaad al gescreend en hoefden niet opnieuw gescreend te worden. Er was volgens de directeur sprake van miscommunicatie, omdat slechts nieuwe contactpersonen gescreend moeten worden. De directeur heeft erkend dat klager hierdoor een periode niet heeft kunnen bellen en bezoek ontvangen. Klager stelt dat dit om tien dagen ging en dat is niet weersproken.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur ten aanzien van het opnieuw moeten screenen van klagers contactpersonen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag c. ten aanzien van het opnieuw moeten screenen van klagers contactpersonen alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €20,-.

Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag c. voor het overige terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. ten aanzien van het opnieuw moeten screenen van klagers contactpersonen gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €20,-. De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 1 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit   mr. C. Fetter, voorzitter, mr. dr. A. Pahladsingh en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven