Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37403/GA, 6 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37403/GA

                           

Betreft  [klager]

Datum  6 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         de oplegging van zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen);

b.         de maatregelen die hem op 13 juli 2023 zijn opgelegd vanwege zijn GVM-status.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 10 november 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a. en beklag b. ongegrond verklaard (Z1 2023 434). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S.L. Linck, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Zwolle, gehoord op de digitale zitting van 20 februari 2024.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verwijst naar het standpunt in beklag en voert aanvullend het volgende aan. De directeur heeft geen individuele beoordeling per maatregel gemaakt waaruit de noodzakelijkheid zou blijken. De grondslag van de GVM-status is de indicatie ‘(risico op) ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf’ (hierna: vluchtgevaar). De directeur gebruikt slechts de verwijzing naar die indicatie als onderbouwing van de maatregelen.

Het vluchtgevaar is gebaseerd op informatie die naar voren is gebracht bij de overleveringsprocedure. Het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) maakt een analyse van vluchtgevaar op basis van het dossier in het kader van overlevering. Dat is geen concrete analyse, maar een abstractie. De analyse is gericht op de vraag of iemand in overleveringsdetentie moet verblijven of dat er dermate weinig vluchtgevaar is dat diegene de overlevering in vrijheid kan afwachten. Dat is een andere toets dan vluchtgevaar in detentie. Op basis van deze informatie kan vluchtgevaar binnen detentie niet worden bepaald. Er is nergens uit gebleken dat klager binnen detentie vluchtgevaarlijk is geweest. De opgenomen gesprekken zijn uit hun context gehaald. Klager heeft afstand van de motorbende genomen. Uit de opgenomen telefoongesprekken volgt geen vluchtgevaar en geen noodzaak tot GVM-maatregelen.

Klager heeft de GVM-maatregelen tijdens de detentie in de PI Vught geaccepteerd, maar in België heeft hij vertrouwensbaantjes gehad. Terug in Nederland heeft hij altijd goed gedrag laten zien. Hij heeft zich nooit beziggehouden met vluchtplannen en dat blijkt ook nergens uit. Na zeventien maanden detentie kwamen de GVM-maatregelen als verrassing.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

Het Operationeel Overleg heeft de verhoogde GVM-status opgelegd. Bij een verhoogde status zit vaak een standaardpakket aan maatregelen. De directeur heeft een individuele afweging gemaakt. Voorafgaand aan de detentie in België had klager een GVM-status. De informatie die de directeur had, was dat die informatie nog actueel was. Uit de opgenomen telefoongesprekken bleek dat klager nog een actieve rol speelde in het netwerk. Op basis daarvan zijn de individuele maatregelen opgelegd. Klager was nieuw in de inrichting, dus klager kon niet gemonitord worden voordat de GVM-maatregelen waren opgelegd.

Er is maatwerk geleverd. Klager mocht meer bellen dan de standaard bij GVM-gedetineerden. Hij mocht ook beeldbellen, totdat dat landelijk is afgeschaft, en hij mocht vrij bewegen door de inrichting. De maatregelen en de GVM-status zijn redelijk snel afgeschaald na het beluisteren van gesprekken. Klager heeft actief afstand gedaan van zijn rol binnen het netwerk en hij liet positief gedrag zien.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk in beklag a. heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

Beklag b.

De beslissing

Op 13 juli 2023 heeft de directeur toezichtmaatregelen opgelegd aan klager in verband met zijn GVM-status ‘verhoogd’ wegens de indicatie vluchtgevaar.

De toezichtmaatregelen:

-           vooraf advies aanvragen over bezoekers aan het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP);

-           personeel houdt toezicht op belduur;

-           opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen telefoongesprekken;

-           opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan het GRIP;

-           inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan het GRIP;

-           dagelijkse grondige celinspectie;

-           uitgebreide celinspectie: één keer per maand;

-           geen aanstelling in speciale baantjes;

-           geen plaatsing in meerpersoonscel;

-           opmaak van dagelijkse rapportage;

-           vervoer door het Bijzonder Ondersteuningsteam of Extra Beveiligd Vervoer;

-           bij spoedtransport begeleid door politie;

-           screenen telefonische contacten.

Volgens de GVM-beslissing is klager op 19 februari 2022 aangehouden en gedetineerd in afwachting van overlevering aan België. Het IRC heeft geadviseerd om de overleverings-detentie niet te schorsen en klager dus niet in vrijheid de overlevering te laten afwachten. Het IRC gaf aan dat klager de leider zou zijn van een Belgische motorbende, dat hij daardoor mogelijk de middelen en een netwerk heeft om een vlucht mogelijk te maken, en dat hij misschien meer te zoeken heeft in België dan in Nederland. Nadat klager weer terugkwam naar Nederland en in de PI Zwolle is geplaatst, heeft het GRIP laten weten dat er na de informatie uit maart 2022 geen actuele en/of relevante informatie beschikbaar is gekomen. Aan de hand van deze informatie heeft de PI Zwolle gesprekken van klager beluisterd die volgens de directeur klagers positie in de motorclub bevestigen.

De directeur heeft veel gewicht toegekend aan het risico op verstoring van de orde, rust en veiligheid in en mogelijk ook buiten de inrichting en daarom beslist om GVM-maatregelen op te leggen.

De beoordeling

De directeur heeft een discretionaire bevoegdheid bij het opleggen van toezichtsmaatregelen aan gedetineerden die op de GVM-lijst zijn geplaatst. De directeur kan deze maatregelen opleggen als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Bij het opleggen van toezichtsmaatregelen geldt – volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie – het volgende:

a.         er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;

b.         de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;

c.         de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van de gedetineerde op de GVM-lijst.

De beslissing is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval onvoldoende gemotiveerd. Het is de beroepscommissie niet voldoende duidelijk geworden waarom dit pakket aan maatregelen noodzakelijk is (vergelijk RSJ 16 januari 2024, 23/33758/GA), met het oog op de beschikbare informatie over de indicatie vluchtgevaar. De informatie van het IRC ziet specifiek op vluchtgevaar in het kader van een eventuele schorsing van overleveringsdetentie en uit de opgenomen telefoongesprekken blijkt niet (rechtstreeks) van vluchtgevaar in een detentiesetting.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur – bij deze stand van zaken – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag b. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 6 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. dr. A. Pahladsingh en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven