Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1979/GV, 22 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1979/GV

betreft: [klager] datum: 22 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers detentie duurt nog ongeveer acht maanden. Hij moet zich langzaam kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de samenleving en daarnaast moet hij kunnen werken aan zijn relatie met zijn vriendin.
Klager
is inmiddels geselecteerd voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) en hem is door de medewerkers van het programma Terugdringen Recidive voorgesteld om de laatste vier maanden te verblijven bij de Stichting Exodus. Klager zal daar
in
begin augustus 2008 een intakegesprek voor hebben. Klager heeft zich indertijd niet onttrokken aan zijn detentie. Hij kwam toen te laat bij de beperkt beveiligde inrichting aan en werd daar weggestuurd met de mededeling dat hij een nieuwe oproep zou
krijgen. Die oproep heeft hem nooit bereikt. Klager weet dat hij fout was door zich te laat te melden maar daarvoor is hij inmiddels – met een verblijf van zes maanden in een gevangenis – zwaar genoeg gestraft.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich tijdens zijn huidige detentie onttrokken aan zijn detentie. Na een onbegeleide overplaatsing naar de b.b.i. kwam hij – naar eigen zeggen – te laat daar aan en zou zijn weggezonden. Klager werd, blijkens informatie van het Openbaar
Ministerie, na zes maanden aangehouden in verband met het plegen van een nieuw strafbaar feit. Omdat klager zich heeft onttrokken aan zijn detentie en omdat hij zich tijdens die onttrekking schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, is er
onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zuyderbos heeft neutraal geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en daarbij aangegeven dat er in beginsel redenen zijn voor een positief advies maar dat de negatieve adviezen van politie en justitie gerespecteerd
worden.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van het verlenen van verlof omdat klager zich eerder heeft onttrokken aan zijn detentie en omdat hij tijdens die onttrekking een
nieuw
strafbaar feit heeft gepleegd.
De politie Amsterdam Amstelland heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van verlof omdat het door klager vermelde verlofadres is gelegen nabij het woonadres van het slachtoffer.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens – kortweg – handelen in strijd met een in de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 april 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich tijdens zijn huidige detentie gedurende langere tijd heeft onttrokken aan de tenuitvoerlegging daarvan en dat hij zich gedurende die onttrekking schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Die
omstandigheid, bezien in combinatie van de negatieve adviezen van de officier van justitie en de politie Amsterdam Amstelland, vormt in beginsel een forse contra-indicatie voor verlofverlening.
Het vorenstaande ten spijt is klager op 6 augustus 2008 geselecteerd voor een b.b.i. De betreffende selectiebeslissing vermeldt weliswaar dat het gaat om een b.b.i.-plaatsing zonder regimair verlof, maar de registratiekaart van de inrichting waar
klager
verblijft vermeldt dat klager is geplaatst op paviljoen E. Blijkens de bestemmingsaanwijzing van de locatie Maashegge is op dat paviljoen sprake van regimair verlof. Slechts gedetineerden die zijn geplaatst op paviljoen A komen niet in aanmerking voor
regimair verlof, aldus het bestemmingsoverzicht.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande is het de beroepscommissie niet zonder meer duidelijk hoe de bestreden beslissing zich verhoudt tot de selectiebeslissing van 6 augustus 2008 en klagers verblijf op een afdeling met regimair verlof. Onder deze
omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat klagers beroep gegrond dient te worden verklaard. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken. Aan klager zal geen tegemoetkoming worden
toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 september 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven