Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39097/GB, 20 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39097/GB
    
            
Betreft    [klaagster]
Datum    20 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)
 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 januari 2024 klaagster opgeroepen om zich op 15 april 2024 te melden in de locatie Nieuwersluis, voor het ondergaan van 199 dagen gevangenisstraf.

Klaagster heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 19 februari 2024 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klaagsters raadsman, mr. W.H. Jebbink, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
 

2. De beoordeling
De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.

Klaagster stelt dat de Staat er Nederlanden onrechtmatig jegens haar handelt, dan wel dreigt te handelen, door 199 dagen gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. Er zou in totaal een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden zijn opgelegd. Uit de stukken blijkt echter dat het Centraal Justitieel Incassobureau - Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (CJIB-AICE) uitgaat van negen maanden en dat de last tot tenuitvoerlegging niet wordt gewijzigd. 

De beroepscommissie is van oordeel dat de vraag of de duur van de aan klaagster opgelegde gevangenisstraf vijf maanden of een langere periode bedraagt niet ter beoordeling in deze bezwaar- en beroepsprocedure voorligt en merkt hierbij op dat verweerder mag uitgaan van de informatie van het CJIB-AICE. Gelet daarop had verweerder klaagster niet kunnen ontvangen in haar bezwaar (vergelijk RSJ 24 oktober 2023, 23/36625/GB). De beroepscommissie zal daarom de bestreden beslissing vernietigen en klaagster alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar bezwaar. Daarmee blijft de melddatum van 15 april 2024 overigens (nog steeds) staan. 
 

3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de bestreden beslissing en verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in haar bezwaar. 


Deze uitspraak is op 20 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven