Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2054/GA, 23 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2054/GA

betreft: [klager] datum: 23 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 augustus 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 oktober 2008, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis Alphen aan den Rijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen;
b. weigering van bezoek voor de duur van drie maanden;
c. weigering (telefonisch) contact met raadsman.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de beslissing van de beklagcommissie is niet op te maken op welke wijze rekening is gehouden met de schriftelijke toelichting van klagers
raadsman. Aan de opgelegde maatregelen ligt ten grondslag de verdenking dat klager betrokken zou zijn bij afpersing van een medegedetineerde en wapensmokkel in de inrichting. Niet iedere beschuldiging mag direct tot dergelijke verstrekkende maatregelen
leiden. Op de inrichting rust een onderzoeksverplichting. In dat verband is van belang dat niet alleen klager de beschuldigingen weerspreekt, doch ook drie medegedetineerden. Deze medegedetineerden hebben inmiddels compensatie ontvangen voor de schade
die zij hebben geleden als gevolg van de door een medegedetineerde geuite beschuldigingen. De beklagcommissie overweegt ten onrechte dat niet aannemelijk is geworden dat klager niet in staat is gesteld om schriftelijk met zijn raadsman contact op te
nemen. Klager heeft tevens geklaagd over het feit dat hij enkele dagen niet in staat is gesteld telefonisch contact met zijn raadsman op te nemen. Gelet op artikel 39, vierde lid, van de Pbw moet een gedetineerde in staat worden gesteld telefonisch
contact met zijn rechtsbijstandverlener te hebben indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Gezien de verdenking die in eerste instantie op klager heeft gerust en de aan hem opgelegde maatregelen dient te worden vastgesteld dat hiervan
sprake was. De raadsman van klager vindt het een nare gedachte dat de directeur het mogelijk acht dat gedetineerden via hun advocaat kunnen beschikken over een schietpen. Klager verwijst verder naar de voor de beklagrechter aangevoerde gronden.
Nadat ruzie was ontstaan over de afwas zijn klager en enkele medegedetineerden in afzondering geplaatst. Klager mocht in afzondering geen contact met zijn advocaat opnemen. Twee medegedetineerden mochten weer terugkeren naar de afdeling, klager echter
niet.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Naar aanleiding van een melding van een gedetineerde over afpersing en bedreiging zijn vier mensen in afzondering geplaatst. Tegelijkertijd is
contact opgenomen met het GRIP. Tijdens de afzondering ontstonden zware vermoedens dat er wapens zouden worden binnengesmokkeld. Het zou gaan om een schietpen die na telefonisch contact zou worden ingevoerd. Dit feit heeft meegewogen bij de beslissing
ook geen telefonisch contact tussen klager en zijn advocaat toe te staan. Uiteindelijk is er geen bewijs geleverd. Degene die aangifte van afpersing en bedreiging heeft gedaan is overgeplaatst, alsmede twee gedetineerden. Twee gedetineerden zijn
gecompenseerd.

3. De beoordeling
a en b.
Aan klager is een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel opgelegd omdat hij betrokken zou zijn bij de afpersing en bedreiging van een medegedetineerde. Het GRIP is om advies gevraagd en deze achtte maatregelen aangewezen. Tegen deze
achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur niet anders kon handelen dan klager en enkele medegedetineerden die hierbij betrokken zouden zijn in afzondering te plaatsen. Tevens heeft de directeur uit het feit dat tijdens de
afzondering tussen de gedetineerden werd geroepen dat een wapen moest worden binnengesmokkeld om met de betreffende medegedetineerde af te rekenen, kunnen afleiden dat tevens een maatregel van ontzegging van bezoek en het voeren van telefoongesprekken
noodzakelijk was. Het wapen dat zou moeten worden ingevoerd betrof een schietpen. Hetgeen door klager in beroep is aangevoerd kan derhalve in zoverre niet tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie leiden. Mitsdien is het beroep wat
betreft deze punten ongegrond.

c.
Op grond van artikel 39, vierde lid jo. artikel 37, eerste lid onder i, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandverlener telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Van 28 april
2008 tot 2 mei 2008 is het klager niet toegestaan met zijn advocaat te telefoneren. Gelet op de aan klager opgelegde maatregelen is de beroepscommissie van oordeel dat voor klager de noodzaak aanwezig was om met zijn advocaat te bellen. Verder is door
de directeur onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gelegenheid voor het telefoneren met zijn advocaat gedurende vier dagen zou hebben ontbroken. Het beroep en de klachten zijn derhalve gegrond. Nu de rechtsgevolgen van de te vernietigen beslissing
niet
meer ongedaan zijn te maken, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. De beroepscommissie stelt deze vast op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de onderdelen a en b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel c van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag op dit onderdeel alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 23 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven