Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34919/GM, 11 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:11-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34919/GM
    
            
Betreft    klager
Datum    11 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsartsvan de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over de weigering hem voor nader onderzoek door te verwijzen naar een medisch specialist/de afdeling van het Amsterdam UMC die gespecialiseerd is in IgG4-gerelateerde ziekten.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw, mevrouw [...], hoofd zorg, en de heer 
[...], huisarts, gehoord op de digitale zitting van 13 februari 2024.
Klager had eveneens digitaal aan de zitting kunnen deelnemen. Vanuit de PI Nieuwegein is  aangegeven dat hij daar geen gebruik van wilde maken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft er moeite mee om digitaal te worden gehoord over zijn beroep. In een livesetting kan hij bijvoorbeeld nog worden onderzocht. Nu dat niet mogelijk is, komt klager niet.
De raadsvrouw is gemachtigd om namens klager het woord te voeren ter zitting.

Klager heeft sinds zijn detentie vanaf 2019 klachten. Hij heeft veel last van zwellingen in zijn gezicht en in zijn mond. Met name zijn speekselklieren en amandelen zijn opgezwollen. Klager vraagt al een paar jaar om een verwijzing naar het AMC. Hij is hiervoor op het spoor gezet door (advocaat), een advocaat tevens arts. Er is een aantal keren sprake van geweest dat klager zou worden doorverwezen in verband met onderzoek naar IgG4-gerelateerde ziekten, maar dat is uiteindelijk niet gebeurd. Klager is dat wel blijven vragen. De klachten van klager zijn door het gebruik van diclofenac wat onderdrukt. Klager is in de PI Nieuwegein niet goed onderzocht door de artsen. Er is nooit gevoeld aan zijn gezicht. De zwellingen zijn niet goed te zien onder zijn baard. Klager heeft een keer een bloedonderzoek geweigerd omdat hij erachter kwam dat dit niet was gericht op onderzoek naar IgG4-gerelateerde ziekten maar naar een tekort aan vitaminen, en dit volgens hem niet het juiste bloedonderzoek was. Klager krijgt nooit uitslagen te zien van bloedonderzoeken die wel zijn afgenomen. Die bloedonderzoeken zagen niet op het detecteren van een IgG4 aandoening. 

De raadsvrouw wijst nog op twee nagezonden brieven van familieleden van klager uit 2020, waaruit blijkt dat bij klager een opgezwollen gezicht te zien was. 

De raadsvrouw heeft erg getrokken aan een reactie van de medische dienst. Ook na het bemiddelingsverzoek kwam die reactie echter niet.    

Standpunt van de inrichtingsarts
Bij IgG4 gaat het om een zeer zeldzame ziekte. Een van de kenmerken daarvan zijn zwellingen. Deze zijn niet door een arts geobjectiveerd de afgelopen twee jaar. Andere klachten van klager worden wel behandeld, maar daarbij is geen relatie met IgG4 gezien. Alleen het relaas van klager en het advies van de arts/advocaat is onvoldoende om klager door te sturen voor nader onderzoek. Geen van de hulpverleners zag hiervoor een indicatie. Dit is klager uitgelegd. 

De functie van hoofd zorg is een tijd vacant geweest, waardoor een reactie op eerdere bemiddelingsverzoeken is uitgebleven. Toen de functie van hoofd zorg vervuld was en zij kennis had van de klacht van klager, heeft het nieuwe hoofd zorg klager direct opgeroepen en gesproken.

 

3. De beoordeling
Op grond van de stukken en wat ter zitting is besproken is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klager niet te verwijzen voor onderzoek naar IgG4-geratleerde ziekten niet kan worden aangemerkt als onzorgvuldig handelen door de inrichtingsarts. Klager is meerdere malen gezien en gesproken door een arts en er is meerdere malen bloed geprikt. Van een acute situatie is niet gebleken. De klachten die klager aangeeft, met name zwellingen in het gelaat, zijn door verschillende artsen niet geobjectiveerd. De beroepscommissie weegt mee dat klager zijn medewerking aan andere onderzoeksmogelijkheden heeft geweigerd, omdat dat volgens hem niet de juiste onderzoeken zouden zijn. Dat maakt echter niet dat de inrichtingsarts daarom onzorgvuldig zou hebben gehandeld.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 11 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven