Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34851/GV, 6 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:06-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34851/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    6 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 januari 2023 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen die beslissing. De beroepscommissie heeft dat beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen (RSJ 5 juli 2023, 23/31870/GV).

Verweerder heeft op 10 juli 2023 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof (opnieuw) afgewezen. 

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

 

2. De beoordeling
De beroepscommissie heeft klagers eerdere beroep gegrond verklaard, omdat – kort gezegd – de beslissing onbevoegd zou zijn genomen, gelet op artikel 3, zesde lid, en artikel 18 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. 

Verweerder heeft in de beslissing van 10 juli 2023 aangegeven dat in de beslissing van 23 januari 2023 per abuis niet was opgenomen dat de vrijhedencommissie op 17 januari 2023 het positieve advies na overleg had bijgesteld naar een negatief advies. Verweerder stelt dat de beslissing van 23 januari 2023 daarom wel bevoegd was genomen en verweerder heeft de overwegingen zoals opgenomen in die beslissing integraal van toepassing verklaard in de beslissing van 10 juli 2023. 

Namens klager wordt aangevoerd dat feitelijk is volstaan met een letterlijke kopie van de afwijzende beslissing van 23 januari 2023, zonder daarbij feiten en omstandigheden te betrekken die zich in de zes maanden daarna hebben voorgedaan en mogelijkerwijs aanleiding hadden kunnen geven tot een ander advies of een andere beslissing. Zo is nagelaten een nieuw advies bij de vrijhedencommissie op te vragen. Dat klemt volgens klager temeer, aangezien het eerdere positieve advies van de vrijhedencommissie zou zijn herzien in verband met een getuigenverhoor in zijn strafzaak op 26 januari 2023, welk verhoor inmiddels heeft plaatsgevonden. 

Het uitgangspunt van de beroepscommissie is dat zij beroepen over verlof beoordeelt op basis van de stand van zaken ten tijde van de bestreden beslissing (ex tunc). In dit geval dus op basis van de stand van zaken op 10 juli 2023. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de beroepscommissie ten onrechte de feiten en omstandigheden die zich in de tijd tussen 23 januari 2023 en 10 juli 2023 hebben voorgedaan niet in de bestreden beslissing betrokken. 

Reeds gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. 

 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe. 


Deze uitspraak is op 6 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven