Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35720/GA, 4 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:04-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35720/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    4 maart 2024


Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen te weinig activiteiten in het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 16 augustus 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend in de vorm van (kort gezegd) een dwangsom (S-2023-127). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

De beroepsrechter heeft klager, zijn raadsvrouw M.W. Bouwman en de directeur van de locatie De Schie in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

 

2. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepsrechter wijst het verzoek daarom af.

Geen dwangsom
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het niet mogelijk om een tegemoetkoming toe te kennen met een dwangsomkarakter. De tegemoetkoming kan alleen betrekking hebben op rechtsgevolgen die niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden (artikel 68, zevende lid, van de Penitentiaire beginselenwet) en niet op toekomstige rechtsgevolgen (in dit geval: zolang de directeur geen plusprogramma realiseert op de Extra Zorgvoorziening). De beroepsrechter zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen, voor zover in beroep aan de orde.

Relevante periode
De beroepsrechter is van oordeel dat de tegemoetkoming had moeten worden berekend voor de periode van 5 maart 2023 (gelet op de beklagtermijn; dat is namelijk zeven dagen voordat klager zijn klaagschrift heeft ingediend) tot en met 16 augustus 2023 (dat is de datum waarop de beklagcommissie heeft geoordeeld, na een eerdere heropening van het onderzoek). In die periode is klager zes weken gedegradeerd geweest (deze periode telt voor het berekenen van de hoogte van de tegemoetkoming dan ook niet mee). De tegemoetkoming had dus moeten worden toegekend voor een periode van (afgerond) vier maanden. Dat betekent dat klager conform de standaardbedragen van de RSJ €70,- toegekend zou moeten worden.

Geen reformatio in peius
De beroepsrechter begrijpt uit de reactie op het beroepschrift van de directeur echter dat klager, op grond van de tegemoetkoming met dwangsomkarakter die de beklagcommissie heeft opgelegd, in totaal aanspraak (heeft ge)maakt op een tegemoetkoming van €84,-. Omdat klager niet slechter af mag worden van het instellen van het beroep (verbod op reformatio in peius), zal de beroepsrechter aan klager een tegemoetkoming toekennen van €84,-.

 

 

3. De uitspraak
De beroepsrechter vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €84,-.

 


Deze uitspraak is op 4 maart 2024 gedaan door mr. M. Iedema, beroepsrechter, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven