Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39185/SGA, 27 februari 2024, Schorsing
Uitspraakdatum:27-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39185/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    27 februari 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

 

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van uitsluiting van deelname aan arbeid, voor de duur van zes weken, vanwege het schrijven van een liefdesbrief aan een medewerkster van de arbeid, ingaande op 15 februari 2024 om 14:00 uur en eindigend op 
28 maart 2024 om 14:00 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk AR 2024/189).

 

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat deels het geval.

Uit de stukken, waaronder het schriftelijk verslag van 15 februari 2024, komt naar voren dat verzoeker die dag een envelop onder de deur van de arbeidszaal heeft geschoven. Op de arbeidszaal was op dat moment één medewerkster aanwezig. Zij heeft de envelop geopend en vond daarin een liefdesbrief en valentijnskaart. Toen verzoeker hiermee werd geconfronteerd, gaf hij direct toe dat hij de brief heeft geschreven. 

De voorzitter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 51, eerste lid onder c., van de Penitentiaire beginselenwet – waarop de bestreden beslissing is gebaseerd – kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten. Deze uitsluiting mag ten hoogste twee weken duren. In dit geval heeft de directeur beslist verzoeker uit te sluiten van deelname aan de arbeid voor de duur van zes weken. De beslissing is daarmee in strijd met de wet genomen voor zover deze de maximale duur van twee weken overschrijdt. Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen. 

Voor zover de beslissing ziet op de uitsluiting van de deelname aan de arbeid voor de duur van (het wettelijke maximum van) twee weken, kan de beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt gelet op dat wat uit de stukken naar voren komt over de aan de arbeidsmedewerkster gerichte brief. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen. 

 

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover de beslissing de duur van twee weken te boven gaat en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

De voorzitter wijst het verzoek voor het overige af. 


Deze uitspraak is op 27 februari 2024 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven