Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36733/GM, 23 februari 2024, Beroep
Uitspraakdatum:23-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36733/GM
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    23 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klaagster)

 

 

1. De procedure
Klaagsters raadsvrouw, mr. L.A. Middelkoop, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Ter Peel te Sevenum (hierna: de inrichtingsarts). Klaagster beklaagt zich erover dat zij niet tijdig is doorverwezen naar een medisch specialist vanwege (het vermoeden van) een cyste in de borst.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klaagster, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster is op meerdere vlakken somatisch ernstig ziek en heeft meerdere keren in het ziekenhuis gelegen. In oktober 2022 was de prognose dat klaagster binnen enkele weken zou komen te overlijden, maar uiteindelijk knapte ze weer iets op. De medische toestand van klaagster is buitengewoon kwetsbaar en zij behoeft zorgvuldige en adequate zorg. 

Op 23 augustus 2023 heeft klaagster contact opgenomen met de medische dienst, vanwege enorme pijn aan haar borst. Bij onderzoek bleek toen al een (vermoeden van) een cyste in de borst. Klaagster heeft aangegeven dat ze met spoed doorverwezen wenste te worden naar een medisch specialist. Dit werd toegezegd. Ondertussen werd volgens klaagster antibioticum en pijnbestrijding voorgeschreven: dit was eerst paracetamol en later werd dit aangevuld met Ibuprofen. Klaagster heeft direct tegen de inrichtingsarts gezegd dat deze medicijnen maar kort en in beperkte mate voorgeschreven kunnen worden, vanwege haar lichamelijke toestand.  

Op 24 augustus 2023 was de pijn toegenomen, maar klaagster is niet gezien. Klaagster is door de instellingsarts verwezen naar de afdeling mammografie. Op 25 augustus 2023 kwam klaagster bij de inrichtingsarts vanwege hevige pijn en de inrichtingsarts is een behandeling met antibiotica gestart. Op 28 augustus 2023 is klaagster doorverwezen naar de mamapoli. Op 1 september 2023 is klaagster gezien door de specialist en is er een sneetje gezet in de zwelling van de borst en is een ander antibioticum gestart. De specialist constateerde dat klaagster veel te laat was ingezonden door de inrichtingsarts, waardoor de cyste ernstig ontstoken is geraakt. Ook constateerde de specialist dat er een veel te lage dosering antibioticum was voorgeschreven. 

De inrichtingsarts heeft niet tijdig voor de juiste behandeling gekozen, waardoor klaagsters klachten zijn verergerd en het herstel langer heeft geduurd dan gebruikelijk is. Klaagster had met spoed doorverwezen moeten worden naar het ziekenhuis, op het moment dat de inrichtingsarts een vermoeden had van een abces. Dat is niet gebeurd. Tussen de verwijzing en het daadwerkelijk worden gezien en behandeld van klaagster in het ziekenhuis zitten drie en uiteindelijk vier dagen. Dat de inrichtingsarts een mammografie heeft aangevraagd, is in beginsel zorgvuldig, maar dit had pas in een later stadium gemoeten. De mammografie moet ook niet te snel plaatsvinden, want dan wordt het beeld mogelijk vertroebeld door de restverschijnselen van het abces, met de kans dat er niet goed kan worden waargenomen wat eronder zit.

Klaagster verzoekt om aan haar een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de inrichtingsarts
Klaagsters klachten zijn serieus genomen door de medische dienst. Bij het voorschrijven van de medicatie is zoveel mogelijk rekening gehouden met haar lichamelijke situatie en is geprobeerd haar zo min mogelijk te belasten. Klaagster is zo spoedig als mogelijk gezien in het ziekenhuis ter beoordeling en het uitzetten van verder beleid. Ook is rekening gehouden met het vervoer en de ruimte die vrijgemaakt kon worden in het ziekenhuis. De inrichtingsarts heeft geprobeerd alles zo snel mogelijk te regelen. De inrichtingsarts heeft uit voorzorg antibiotica ingezet. Dit is niet ongewoon. De inrichtingsarts heeft alle opties voor de diagnose opengehouden. Klaagster heeft alle mogelijke toegang tot zorg gehad en gekregen. 

 

 

3. De beoordeling
Klaagster meldde zich op 23 augustus 2023 bij de medische dienst met een pijnlijke zwelling achter haar rechtertepel. In het medisch dossier staat niet beschreven of er op die dag lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden en, zo ja, waar dit uit bestond. Op 24 augustus 2023 werd door de medische dienst beoordeeld of het mammografieonderzoek vervroegd kan worden. Op 25 augustus 2023 werd geconstateerd dat klaagsters klachten toenamen en werd er antibiotica (flucloxacilline) voorgeschreven. Op 28 augustus 2023 werd bij een controle vastgesteld dat de pijn en zwelling verder waren toegenomen. Op 31 augustus 2023 kon klaagster terecht bij de mammapoli in het ziekenhuis voor verder onderzoek. Een dag later – op 1 september 2023 – werd klaagster, vanwege problemen van organisatorische aard, behandeld bij de mammapoli in het ziekenhuis. 

De beroepscommissie overweegt dat het ingezette beleid tot en met 28 augustus 2023 niet onredelijk is en dat de juiste antibiotica is voorgeschreven, maar dat daarna – toen de zwelling en de pijnklachten niet minder werden – niet zorgvuldig (genoeg) is gehandeld. Op 28 augustus 2023 – toen werd geconstateerd dat de pijn en zwelling waren toegenomen – heeft de inrichtingsarts weliswaar akkoord gegeven dat klaagster op 31 oktober 2023 zou worden doorverwezen naar de mammapoli, maar naar het oordeel van de beroepscommissie had klaagster gezien de omstandigheden en gelet op haar kwetsbare lichamelijke conditie, direct doorverwezen moeten worden naar de spoedeisende hulp voor nader onderzoek. Als dit niet direct voor die dag geregeld kon worden, had in ieder geval een ander type antibiotica voorgeschreven moeten worden. 

Op grond van het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €100,-. 

 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klaagster een tegemoetkoming toe van €100,-. 


Deze uitspraak is op 23 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. M.I. van den Baar-Vroon, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven