Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29711/GA, 12 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29711/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    12 februari 2024
 
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een voorwaardelijke disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, met een proeftijd van drie maanden, vanwege het feit dat hij met viltstiften op de muur heeft geschreven, ingaande op 5 april 2022.

De beklagcommissie bij de locatie Esserheem heeft op 30 september 2022 het beklag gegrond verklaard (Eh 2022/157). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. M.A.M. Karsten in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling
Anders dan de directeur betoogt, heeft klager tijdig beklag ingesteld. Het dossier bevat een klaagschrift dat klagers raadsman namens klager op 7 april 2022 per e-mail heeft gestuurd naar, kort gezegd, de beklagcommissie bij de locatie Esserheem. Daarin wordt weliswaar slechts impliciet verwezen naar de voorwaardelijke disciplinaire straf die aan klager is opgelegd op 5 april 2022, maar de beroepscommissie ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat dit klaagschrift niet op deze disciplinaire straf ziet. Op 27 april 2022 heeft klagers raadsman de gronden van het beklag aangevuld, waarin hij verwijst naar het klaagschrift van 7 april 2022. Klager heeft daarom beklag ingesteld binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet.

Klager stelt dat hem geen disciplinaire straf mocht worden opgelegd. Volgens klager heeft een penitentiair inrichtingswerker (piw-er) bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij niet disciplinair bestraft zou worden als hij de muur zou schoonmaken. De beroepscommissie is echter van oordeel dat het opleggen van een disciplinaire straf was gerechtvaardigd, omdat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het schrijven op de muur en daarmee het beschadigen van rijkseigendommen. De mededeling die een piw-er aan klager (kennelijk) heeft gedaan, verandert dat niet. Het is de directeur die beslist of er al dan niet een disciplinaire straf wordt opgelegd. Aan de mededeling van een piw-er hierover kan geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend. De beroepscommissie merkt nog op dat de mededeling wellicht ook bedoeld was om aan te geven dat klager alleen een voorwaardelijke disciplinaire straf zou krijgen als hij de muur zou schoonmaken. Dit is ook zo gebeurd.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 12 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M. Iedema, voorzitter, mr.dr. R.S.T Gaarthuis en mr. L.C.P Goossens, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven