Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35520/GV, 9 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35520/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    9 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 augustus 2023 klagers verzoek om kortdurend re‑integratieverlof toegewezen. 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. 

 

2. De beoordeling 
Bevoegdheid
Klager is blijkens het advies van de inrichting veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf en dan is de directeur van de inrichting op grond van artikel 18, tweede lid, Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) bevoegd om te beslissen op verzoeken om kortdurend en langdurend re-integratieverlof. De directeur vraagt de selectiefunctionaris om advies in geval hij bevoegd is namens de minister te beslissen op een verzoek van een gedetineerde om re-integratieverlof. 

Hoewel verweerder in dit geval had kunnen volstaan met een advies aan de directeur van de inrichting, is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder de bestreden beslissing niet onbevoegd heeft genomen. Uit de Regeling kan namelijk worden afgeleid dat de directeur, ten aanzien van het verlenen van kortdurend en langdurend re-integratieverlof, een van verweerder afgeleide bevoegdheid heeft (zie RSJ 1 juni 2022, 21/23867/GV). 

Niet-tijdig beslissen
Voor zover klager stelt dat verweerder te laat een beslissing heeft genomen, geldt dat tegen niet tijdig beslissen slechts kan worden opgekomen bij de beroepscommissie door beroep in te stellen tegen een (fictieve) weigering om een beslissing te nemen op een verzoek. Nadat de beslissing is genomen, kan niet meer worden opgekomen tegen het niet-tijdig beslissen. De beroepscommissie zal klager daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

Positieve beslissing
Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde beroep instellen tegen “een hem betreffende beslissing aangaande verlof”, voor zover hiertegen geen beklag openstaat. Die beslissing betreft veelal de afwijzing van een verzoek. Andere beslissingen van verweerder aangaande verlof waartegen beroep kan worden ingesteld, zijn bijvoorbeeld de (gedeeltelijke) intrekking, beperking en verplaatsing van een verlof of het verbinden van bijzondere voorwaarden aan een te verlenen verlof.

Daarnaast kan tegen beslissingen van de directeur die zien op verlofverlening beklag worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Pbw.

Verweerder heeft bij beslissing van 7 augustus 2023 klagers verzoek om kortdurend re integratieverlof toegewezen. In de beslissing staat: “De directeur van de penitentiaire inrichting waar u bent gedetineerde bepaalt de datum, het tijdstip en het aantal uren dat u met kortdurend re-integratieverlof gaat”.  Tegen die beslissing van de directeur over de datum, het tijdstip en het aantal verlofuren, kan klager beklag instellen.

Verweerder heeft dus echter uitsluitend positief beslist op klagers verzoek en daartegen kan géén beroep worden ingesteld. De beroepscommissie zal klager daarom ook in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

Ten overvloede
Voor zover klager meent dat vertraging is ontstaan rondom zijn verzoeken om re integratieverlof, door toedoen van de inrichting, kan hij ook daartegen beklag instellen op grond van artikel 60 van de Pbw.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.


Deze uitspraak is op 9 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven