Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34288/GB, 12 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34288/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 april 2023 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 6 juni 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. T. Scheffer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Met betrekking tot het incident van 7 april 2023 heeft verweerder uiteengezet dat de inrichting voldoende heeft ondernomen in aanloop naar het incident. Dat is niet juist. Enkele relevante punten die niet door verweerder zijn benoemd zijn dat de betreffende medegedetineerde op 5 april 2023 een biljartbal van tafel heeft gepakt en ermee heeft gedreigd (waargenomen door drie personeelsleden), dat op 6 april de betreffende medegedetineerde een blikje vis in een sok heeft verstopt en klager heeft gewenkt om naar hem toe te lopen, waarna klager hiervan melding heeft gemaakt bij een personeelslid, en dat de betreffende medegedetineerde tot nader order niet meer op de bovenafdeling (waar klager en zijn zoon verbleven) mocht komen, terwijl vervolgens op 7 april 2023 het incident plaatsvond, nadat de betreffende medegedetineerde naar de bovenafdeling kwam.  

Voor zover de beroepscommissie voorgaande feitelijke gang van zaken passeert, verzoekt klager om de genoemde personeelsleden als getuigen te horen over de feitelijke gang van zaken in de inrichting in de periode van 5 tot en met 7 april 2023. Aangezien er geen belregeling mogelijk was in de spreekkamer wegens het moeten kunnen meeluisteren, is er toestemming gegeven om drieweggesprekken te voeren via de telefooncel op de afdeling. Dit zou terug te vinden moeten zijn in klagers penitentiair dossier of in de dagrapportages. Een personeelslid en een voormalig directeur kunnen bevestigen dat deze toestemming er was. Voor zover de beroepscommissie voorgaande feiten passeert, verzoekt klager om zowel het personeelslid als de voormalig directeur hierover te horen. 

Voor wat betreft het telefoongesprek van 1 september 2022 geldt bovendien dat het niet aan klager te wijten valt wanneer iemand met wie klager belt de hoorn doorgeeft aan een ander, dan wel dat die andere gedetineerde de hoorn overpakt van het gescreende contact van klager. Met betrekking tot de opmerkingen van verweerder over het verblijf in de PI Krimpen aan den IJssel, geldt dat die bevindingen niet zien op de bestreden beslissing. 

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder
De voornaamste reden van overplaatsing is gelegen in het feit dat klager op 7 april 2023 disciplinair is gestraft vanwege het ernstig mishandelen van een medegedetineerde door hem met een pan te slaan. Uit het dagrapport van de inrichting, dat geen onderdeel uitmaakt van het penitentiair dossier en daarom ook niet als bijlage is gevoegd, blijkt het volgende. Op 6 april 2023 is er met klager gesproken naar aanleiding van een voorval op de recreatie op 5 april 2023. Een medegedetineerde heeft aangegeven dat er tijdens de avondrecreatie met een biljartbal tegen zijn deur is geslagen. Dit is meerdere keren gebeurd. De medegedetineerde schrikt hier wakker van en kan dan intimiderend kijken naar degene die dat heeft gedaan. Dit zou onder andere gaan over klager en zijn zoon. Klager heeft hierop aangegeven dat hij helemaal geen problemen wil en dat hij gewoon met rust gelaten wil worden, maar dat hij zich ook niet laat intimideren of slaan. Dit is met klager besproken, waarna is opgemerkt dat daarmee het probleem hopelijk uit de lucht is.

Andere opmerkingen over een oplopende spanning bevat het dagrapport niet. Bovendien is er vanuit de inrichting bij verweerder aangegeven dat de door klager gestelde gang van zaken niet juist is. De personeelsleden hebben destijds aangegeven dat zij zelf niet hebben waargenomen dat de medegedetineerde een biljartbal heeft gepakt. Dat is wat klager zelf heeft verklaard. Over het feit dat de medegedetineerde zich niet meer op de bovenafdeling zou begeven is niet gesproken. Dat er sprake zou zijn van langer lopende bedreigingen door medegedetineerden aan het adres van klager, blijkt in zijn geheel niet. 

Klager staat sinds 10 december 2021 op de lijst voor gedetineerden met een vlucht /maatschappelijk risico (GVM) met de status ‘hoog’. Hij heeft dat risicoprofiel vanwege ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting. Weliswaar zit er ruim een half jaar tussen het rapport van 1 september 2022 en de mededeling over het uitgeluisterde telefoongesprek van 15 april 2023, maar het is klager voldoende en al een langere periode duidelijk dat aan hem GVM-maatregelen zijn opgelegd en wat de inhoud hiervan is. In het telefoongesprek van 1 september 2022 was klager aan het bellen met zijn dochter en werd zijn schoonzoon (die zich ook in detentie bevindt) toegevoegd aan het gesprek. Tijdens dit gesprek werd de telefoon door zijn schoonzoon doorgegeven aan een andere medegedetineerde die ‘de rechterhand van klager’ genoemd werd. In het telefoongesprek van 15 april 2023 werd het gesprek doorverbonden met klagers zoon (ook gedetineerd in dezelfde inrichting) waar vervolgens nog een derde partij (gedetineerd in de PI Vught) aan het telefoongesprek werd toegevoegd. Klager ondermijnt daarmee de opgelegde maatregelen. 

Daarnaast merkt verweerder nog op dat uit het penitentiair dossier van klager blijkt dat hij na zijn overplaatsing naar de PI Krimpen aan den IJssel niet is gestopt met ondermijnend gedrag.



3. De beoordeling
Vooraf
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten, omdat hij in het bezit is van de nodige aantekeningen die zich niet lenen voor een schriftelijke afdoening en die het door de inrichting ingenomen standpunt betwisten. Daarnaast heeft klager verzocht om een aantal personen te horen. De stukken bevatten naar het oordeel van de beroepscommissie echter voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst deze verzoeken van klager daarom af. 

De situatie 
Klager verbleef in de gevangenis van de PI Achterhoek te Zutphen. Op 24 april 2023 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel, omwille van de orde, rust en veiligheid in de PI Achterhoek, waar hij sindsdien op de Afdeling Intensief Toezicht verblijft. 

De regelgeving 
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst.

Dit geldt op grond van artikel 25, achtste lid, van de Regeling echter niet voor gedetineerden die een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico vormen. Hoewel uit de toelichting op de wijziging van de Regeling volgt dat verweerder een GVM-gedetineerde waar mogelijk regionaal zal plaatsen, is dit van ondergeschikt belang. Verweerder moet onder andere rekening houden met de mogelijke gevaren die de plaatsing oplevert (Stcrt. 2022, 33928).

De inhoudelijke beoordeling 
Klager moest gelet op zijn risicoprofiel overgeplaatst worden naar een inrichting die is aangewezen voor de opvang van gedetineerden met een hoog risico. Uit het advies van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt van 18 april 2023 blijkt dat er geen bezwaar bestaat tegen een overplaatsing naar de PI Krimpen aan den IJssel.

Uit het selectieadvies van de inrichting blijkt het volgende. Klager is op 7 april 2023 disciplinair gestraft voor het ernstig mishandelen van een medegedetineerde. Uit onderzoek naar dat voorval is daarnaast gebleken dat klager zich al geruime tijd schuldig maakte aan ontoelaatbaar en ondermijnend gedrag tegenover personeel en medegedetineerden, hetgeen de orde en veiligheid in de inrichting ernstig verstoorde. 

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan dat wat in het selectieadvies staat beschreven. De informatie is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende concreet om te kunnen concluderen dat een overplaatsing in het kader van het bewaren van de orde, rust en veiligheid in de PI Achterhoek gerechtvaardigd was. Voor zover klager stelt dat het slaan van de medegedetineerde het gevolg is van langer lopende bedreigingen, geldt dat dit niets afdoet aan het gegeven dat klager fysiek geweld heeft gebruikt tegen een medegedetineerde en dat de directeur verantwoordelijk is voor het welzijn van alle gedetineerden in de inrichting. 

Reeds gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen verder nog door naar voren is gebracht (ten aanzien van het telefoneren) behoeft daarom geen bespreking meer. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 12 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven