Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38933/SGA, 12 februari 2024, schorsing
Uitspraakdatum:12-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38933/SGA
    
            
Betreft    [Verzoeker]
Datum    12 februari 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 2 februari 2024 beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoekers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2024-173).

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval, voor zover de periode van de degradatie de duur van zes weken te boven gaat.

Degradatie naar basisprogramma vanwege ‘ontoelaatbaar’ gedrag
Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in verband met de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.

In de Regeling is in bijlage 1 een aantal gedragingen opgesomd – waaronder zich fysiek agressief gedragen of personeel of een medegedetineerde ernstig bedreigen – dat is aangemerkt als ‘ontoelaatbaar’ gedrag en leidt tot directe degradatie. Uit de bovengenoemde nota van toelichting volgt dat de voornoemde gedragingen zo ernstig zijn dat een afweging van deze gedraging ten opzichte van het algehele gedrag in detentie niet meer noodzakelijk is. 

Uit de stukken komt naar voren dat tijdens het insluiten is geconstateerd dat een gedetineerde ernstig gewond is geraakt. De directeur acht het zeer aannemelijk dat dit is gebeurd door een vechtpartij. Deze gedetineerde heeft zich moeten laten nakijken door een arts en is naar het ziekenhuis vervoerd vanwege zijn verwondingen. Naar aanleiding hiervan zijn de camerabeelden bekeken. Hierop is volgens de directeur zichtbaar dat verzoeker samen met een andere gedetineerde het slachtoffer meeneemt richting zijn eigen cel en de deur sluit. Gedurende langere tijd is verzoeker daar samen binnen. Af en toe loopt er iemand uit en keert weer terug. Uiteindelijk verlaten verzoeker en de medegedetineerde pas na een half uur definitief de cel, waarna het slachtoffer is gevonden door het personeel. Gezien de verwondingen en de lange periode die verzoeker op de cel is geweest, acht de directeur het zeer aannemelijk dat verzoeker de medegedetineerde zwaar heeft toegetakeld. Er is na verzoeker niemand anders meer op de cel geweest tot het moment dat het slachtoffer werd gevonden.

Uit de bestreden beslissing volgt dat de directeur verzoekers voormelde gedrag als ‘ontoelaatbaar’ in de zin van bijlage 1 van de Regeling heeft aangemerkt en verzoeker op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling is gedegradeerd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur uit de voorhanden zijnde informatie kunnen aannemen dat verzoeker ‘ontoelaatbaar’ gedrag heeft vertoond, zodat de terugplaatsing van verzoeker in het basisprogramma niet op voorhand als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Periode degradatie naar het basisprogramma
Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoeker voor de duur van dertien weken is gedegradeerd naar het basisprogramma. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur in zijn besluit niet voldoende gemotiveerd waarom terugplaatsing voor de duur van dertien weken in verzoekers geval passend is. De enkele vermelding dat verzoeker “fysieke agressie [heeft] gebruikt jegens een medegedetineerde/personeel” is daarvoor onvoldoende. 

Nu de degradatiebeslissing ten aanzien van dit onderdeel een motiveringsgebrek bevat, is deze beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om de tenuitvoerlegging daarvan te schorsen voor zover de periode van de degradatie de duur van zes weken te boven gaat – te weten vanaf 15 maart 2024 – tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met ingang van 15 maart 2024 tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 12 februari 2024 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven