Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38295/GV , 9 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/38295/GV

               

Betreft [klager]

Datum 9 februari 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 29 december 2023 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. P. van de Kerkhof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers moeder is terminaal ziek en heeft 24-uurszorg nodig. Dit staat niet ter discussie. Daarnaast is ook de band tussen klager en zijn moeder aangetoond. De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden geïndiceerd. De politie en de vrijhedencommissie hebben positief geadviseerd.

Verweerder heeft overwogen dat niet is aangetoond dat anderen, zoals de vriendin van klager, de zorg voor zijn moeder niet kunnen overnemen. Dat is echter niet mogelijk. Klagers vriendin woont in Maastricht en heeft een baan. Zij is redelijkerwijs niet in staat om 24-uurszorg te bieden. Uit de informatie van de medisch adviseur volgt bovendien dat klager de enige persoon is die dit redelijkerwijs zou kunnen doen. De noodzaak voor strafonderbreking is dan ook aangetoond. Er is onvoldoende gewicht toegekend aan de zwaarwegende persoonlijke belangen van klager.

Ten aanzien van het inschatten van de risico’s volgt uit de stukken dat er geen informatie is dat eerdere taakstraffen niet goed zijn uitgevoerd. Uit de stukken volgt eveneens dat er geen risico’s zijn geconstateerd. Er zijn ook geen incidenten bekend in detentie. Hoewel er kennelijk geen dossier is van klagers detentie in Denemarken, bleek er wel informatie beschikbaar van een sociaal werker in de gevangenis in de Denemarken. Uit deze informatie volgt dat klagers gedrag goed is geweest. Klagers korte verblijf in Nederland kan dan ook niet aan de verlening van strafonderbreking in de weg staan.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing en ziet geen aanleiding om in beroep een nadere toelichting of onderbouwing te geven.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 21 december 2023 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Volgens klagers registratiekaart is (het resterende gedeelte van) deze straf op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 28 augustus 2024.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan, voor zover in dit geval relevant, strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, omdat zijn moeder terminaal ziek is en 24-uurszorg nodig heeft. Klager is de enige die deze zorg kan bieden. Daarnaast zal, na het overlijden, de begrafenis geregeld moeten worden en zal het huis van klagers moeder leeggehaald moeten worden.

 

Noodzaak voor verlenen strafonderbreking

Regelen begrafenis en leeghalen woning

De beroepscommissie is van oordeel dat het ten aanzien van het regelen van de begrafenis en het leeghalen van de woning van klagers moeder niet aannemelijk is geworden dat zijn persoonlijke aanwezigheid hierbij noodzakelijk is. Hoewel de beroepscommissie het begrijpelijk acht dat klager deze zaken zelf wenst te regelen, is niet aannemelijk geworden dat niemand anders hierbij hulp kan bieden, zoals zijn vriendin of, voor het leeghalen van de woning, een verhuisbedrijf. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen.

 

Verzorging moeder

De gezondheidssituatie van klagers moeder staat niet ter discussie. De medisch adviseur heeft in het advies van 29 december 2023 te kennen gegeven dat klagers moeder een kwaadaardige aandoening heeft die niet meer te behandelen is. Zij is (vermoedelijk) in de laatste weken van haar leven. Zij is volledig bedlegerig en heeft dagelijks thuiszorg om haar te verzorgen. Er is echter altijd iemand nodig die de thuiszorg kan helpen en er dient 24 uur per dag iemand in de omgeving te zijn. De medisch adviseur merkt op dat klager de enige persoon is die dat redelijkerwijs zou kunnen doen.

Hoewel verweerder aangeeft dat niet is aangetoond dat het netwerk van klagers moeder de zorg niet op zich kan nemen, zoals klagers vriendin, overweegt de beroepscommissie dat klager stelt dat zijn vriendin in Maastricht woont en een baan heeft. Gelet op het medisch advies, waarin staat dat er 24 uur per dag iemand in de omgeving dient te zijn, is de beroepscommissie van oordeel dat het niet in de rede ligt dat klagers vriendin de benodigde zorg kan bieden. Vanuit Maastricht is het immers ongeveer anderhalf uur met de auto naar het adres van klagers moeder.

Dat niet gebleken is dat geprobeerd is om enige andere intensievere vorm van zorg te regelen voor klagers moeder (zoals een verblijf in een hospice), zoals verweerder stelt, acht de beroepscommissie in dit geval niet van doorslaggevend belang. De aan klagers moeder aangeboden zorg zal immers in afstemming met klagers moeder, eventuele naasten en haar artsen zo zijn bepaald. Het is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aan verweerder om te oordelen over de aan klagers moeder aangeboden zorg. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de noodzaak om aan klager strafonderbreking te verlenen voldoende aannemelijk is geworden.

 

Risico’s

Verweerder heeft het verzoek ook afgewezen, omdat sprake is van een uitgebreide justitiële documentatie en omdat de risico’s niet kunnen worden ingeschat. Ook zou geen informatie voorhanden zijn over klagers gedrag in Denemarken. Klager was, ten tijde van de bestreden beslissing, pas een week in Nederland gedetineerd. Hierdoor was nog niets bekend over klagers gedrag in detentie en was ook nog niets bekend over eventuele risico’s bij het verlenen van vrijheden.

Daar staat tegenover dat de vrijhedencommissie positief heeft geadviseerd ten aanzien van het verlenen van strafonderbreking. De vrijhedencommissie merkt op dat de beweerde band is aangetoond en dat er geen aanwijzingen zijn dat er in het verleden bijzonderheden zijn geweest omtrent het uitvoeren van taakstraffen. De politie geeft aan geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking. Daarnaast blijkt uit een e-mail van een sociaal werker uit de gevangenis in Denemarken dat klager in Denemarken goed gedrag vertoonde. Hoewel klager vaker met justitie in aanraking is geweest, blijkt uit het vrijhedenadvies dat de laatste keer, los van de feiten waarvoor klager nu gedetineerd is en voor zover bekend, in 2014 was. Klagers strafrestant is daarnaast nog relatief gering.

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft toegelicht dat de eventuele risico’s in de weg staan aan het verlenen van strafonderbreking. Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van één week na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van één week na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 9 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven