Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36135/GB, 5 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36135/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 juli 2023 beslist klager vanuit de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard terug te plaatsen in de gevangenis van de PI Lelystad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 12 september 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Aan de beslissing tot het intrekken van het toegekende re-integratieverlof voor extramurale arbeid ligt een positieve urinecontrole ten grondslag. Als gevolg daarvan heeft de directeur klager gedegradeerd naar het basisprogramma. Hierdoor zou klager niet meer voldoen aan de voorwaarde voor plaatsing in een BBA. 

Klager heeft verklaard dat hij tijdens een etentje een biertje heeft genuttigd. Hij is open en eerlijk geweest over de situatie. Klager merkt daarbij nog op dat hij werkzaam was bij een fabriek waar honden- en kattenvoer wordt gemaakt. Hij gebruikt meermaals per dag een desinfectiemiddel. EtG kan hoger scoren door het gebruik van andere bronnen van alcohol. Bovendien is geen alcoholverbod als bijzondere voorwaarde verbonden aan het re-integratieverlof. Ook is een alcoholverbod niet geadviseerd door de reclassering en heeft klager geen alcoholprobleem. 

De beslissing is buitenproportioneel. Uit de deelnameverklaring volgt dat ruimte bestaat om een waarschuwing te geven. Klager heeft geen waarschuwing gekregen. Zijn belangen zijn groot. De terugplaatsing naar de gevangenis heeft grote gevolgen voor zijn resocialisatie. Het is van belang dat hij, na een jarenlange detentie, gefaseerd terugkeert, went aan vrijheden en zijn werkritme behoudt binnen het voorwaardelijk kader met toezicht en begeleiding. Klager heeft laten zien dat zijn motivatie en inzet voldoende bestendig zijn om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken. Hij heeft bijna vier maanden in de BBA verbleven en heeft zich onberispelijk gedragen. 

Tot slot is geen rekening gehouden met klagers voorkeur met betrekking tot zijn plaatsing in een gevangenis. Klager verbleef in de BBA van de PI Heerhugowaard. Hij is echter teruggeplaatst in de gevangenis van de PI Lelystad. Klagers familie woont in Alkmaar en zijn werk is in Heerhugowaard. Voor de familie bedraagt de reistijd naar de PI Lelystad tweeënhalf uur retour. De reistijd naar de PI Heerhugowaard betreft slechts twintig minuten retour. Dat is een aanzienlijk verschil. Klager kan daardoor veel gemakkelijker en vaker bezoek ontvangen. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder
De raadsvrouw heeft in beroep dezelfde gronden aangevoerd als in bezwaar. Zij is daarbij niet ingegaan op de overwegingen in de bestreden beslissing van 12 september 2023. Verweerder verwijst om die reden naar de beslissing van 27 juli 2023, de beslissing op bezwaar en de bijlagen. 

 

3. De beoordeling
Klager was sinds 1 juli 2020 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Klager is op 13 oktober 2023 in vrijheid gesteld. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

De regelgeving
Op grond van artikel 20a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) beslist verweerder op een verzoek van een gedetineerde om re-integratieverlof voor extramurale arbeid. 

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend. Op grond van het tweede lid wordt een gedetineerde – kort gezegd- teruggeplaatst in een reguliere gevangenis, als het verlof wordt ingetrokken.

Artikel 17, eerste lid, van de Regeling luidt als volgt:
1.    In verband met gewijzigde omstandigheden kan de directeur namens de minister een reeds verleend re-integratieverlof of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan verbinden. 
2.    Indien het besluit tot re-integratieverlof is genomen door de selectiefunctionaris namens de minister, stelt de directeur hem onverwijld van de gewijzigde omstandigheden en zijn beslissing in kennis. 

Beslissing tot terugplaatsing
Verweerder heeft klager vanuit de BBA teruggeplaatst in de gevangenis, omdat de directeur klagers re-integratieverlof voor extramurale arbeid heeft ingetrokken en klager heeft gedegradeerd naar het basisprogramma, vanwege de omstandigheid dat klager alcohol heeft genuttigd. 

De beroepscommissie stelt voorop dat verweerder op grond van artikel 2, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden dient over te gaan tot terugplaatsing in de gevangenis, wanneer de directeur het verlof voor extramurale arbeid intrekt. Klagers bezwaren tegen de intrekking van het re-integratieverlof voor extramurale arbeid door de directeur kunnen uitsluitend in een beklagprocedure aan de orde komen. De beslissing van verweerder is in zoverre dan ook juist en klagers beroep kan op dit punt niet slagen. 

Beslissing nieuwe inrichting
De tweede vraag die ter beantwoording aan de beroepscommissie voorligt, is of verweerder in redelijkheid en billijkheid heeft kunnen beslissen om klager, qua locatie, te plaatsen in de gevangenis van de PI Lelystad. Daarover overweegt zij als volgt. 

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Op klagers registratiekaart staat een vestigingsadres dat ligt in het arrondissement Noord-Holland. Uit de bestreden beslissing maakt de beroepscommissie op dat ook verweerder uitgegaan is van dit vestigingsadres, nu verweerder zich op het standpunt stelt dat klager, door de plaatsing in de PI Lelystad, in een aanpalend arrondissement is geplaatst. Dat betekent dat de PI Lelystad in een aanpalend arrondissement ligt, terwijl de PI Heerhugowaard in het arrondissement van vestiging ligt. 

In dit geval geldt echter wel dat klager zo snel mogelijk in een gevangenis moest worden geplaatst, gelet op de beslissing hem terug te plaatsen in de gevangenis vanuit de BBA. Nu er op het moment van klagers terugplaatsing geen plek beschikbaar was in de PI Heerhugowaard, acht de beroepscommissie het op zichzelf niet onredelijk dat klager destijds in de PI Lelystad is geplaatst. 

De plaatsing in de PI Lelystad betekent echter ook dat klager niet conform de Regeling is geplaatst. De bezwaarfase biedt echter bij uitstek gelegenheid om klagers precieze plaatsing te heroverwegen. Er is niet gebleken van enig belang dat zich tegen klagers (plaatsing op de wachtlijst voor een) overplaatsing naar de PI Heerhugowaard verzette. Bij deze stand van zaken moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal zij hiermee volstaan en verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. 

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu de door klager aangevoerde bezoekproblematiek niet nader is onderbouwd en klager – voor zover bekend – niet verstoken was van bezoek. Ook de omstandigheid dat zijn werkgever in Noord-Holland gevestigd is, acht de beroepscommissie onvoldoende zwaarwegend om op grond daarvan een tegemoetkoming toe te kennen. Klagers terugplaatsing in de gevangenis had immers ook als gevolg dat hij niet langer buiten de inrichting kon werken. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.


Deze uitspraak is op 5 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven