Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35355/TA, 5 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Nummer    23/35355/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:
a.    de oplegging van een telefoonmaatregel ingaande op 2 januari 2023 (VE-2023-02);
b.    de verlenging van de telefoonmaatregel per 30 januari 2023 (VE-2023-56).

De beklagrechter bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (hierna: de instelling) heeft op 18 juli 2023 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. I.A.C. van Mulbregt, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], juridisch adviseur bij de instelling, gehoord op de zitting van 10 november 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

De beroepscommissie heeft aanvullende vragen gesteld aan het hoofd van de instelling. Het hoofd van de instelling heeft daar op            28 december 2023 op gereageerd. De beroepscommissie heeft deze reactie toegestuurd aan klager en zijn raadsvrouw met een termijn van tien dagen om daar schriftelijk op te reageren. Klagers raadsvrouw heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Deze reactie heeft de beroepscommissie ter kennisgeving toegestuurd aan het hoofd van de instelling.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ter zitting heeft klager – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er sprake was van een weigering om telefoongesprekken te voeren. Toen de belmaatregel werd opgelegd, heeft hij uitgelegd hoe de situatie is gegaan. De instelling wist daardoor meteen welk gescreend lid van klagers netwerk hem heeft doorverbonden met FPC De Kijvelanden. Ook heeft klager toen aangegeven dat hij FPC De Kijvelanden niet meer zou bellen en dat deze situatie zich niet nogmaals zou voordoen. Op een gegeven moment is er sprake geweest van een versoepeling. Klager werd toen in de gelegenheid gesteld om met zijn familie te bellen. Hij moest dan de telefoon op speaker zetten en er stond een personeelslid bij die toezicht hield. Klager erkent dat als er in het Surinaams tegen hem wordt gesproken hij dan in het Surinaams daarop reageert. Volgens klager is de maatregel verlengd zonder dat daarover met hem is gesproken en hij betwist dat er rond 16 februari 2023 afspraken met hem zijn gemaakt.

Hoewel klagers raadsvrouw in het beroepschrift uit is gegaan van een telefoonmaatregel inhoudende het houden van toezicht op klagers telefoongesprekken, heeft zij in de aanvullende schriftelijke reactie benadrukt dat zowel op 2 januari 2023 als op 30 januari 2023 een belverbod aan klager is opgelegd. De schriftelijke mededeling van de beslissing van 30 januari 2023 is niet aan klager uitgereikt. Klager heeft ter zitting aangegeven dat het in januari wel eens is voorgekomen dat hij onder toezicht met familie heeft gebeld en dat hij zijn telefoon toen op luidspreker had staan. Het was echter voor hem niet duidelijk dat sprake zou zijn van bellen onder toezicht en niet van een belverbod. Hij werd ook niet in staat gesteld om gebeld te worden door anderen. Uit de reactie van de instelling blijkt niet in hoeverre het feit dat klager ¨per abuis¨ een belverbod is opgelegd gevolgen heeft gehad voor de praktijk, en in hoeverre in de praktijk ook bekend was dat dit belverbod niet gehandhaafd diende te worden maar dat er feitelijk sprake was van het houden van toezicht. Mogelijk verschilde dit ook per moment en heeft dit mede tot gevolg gehad dat de situatie voor klager nog altijd onduidelijk is gebleven. Nu aan klager op 2 januari 2023 schriftelijk expliciet te kennen is gegeven dat er sprake was van een belverbod en hem op 30 januari 2023 enkel is aangegeven dat de geldende maatregel was verlengd en klager in elk geval voor een deel van die periode het telefonisch contact met de buitenwereld volledig is ontzegd, wordt de beroepscommissie verzocht om beide zaken te toetsen als een belverbod. 

Aanvullend heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de instelling heeft gesteld dat er sprake was van een misverstand bij de oplegging van de maatregelen en dat dit pas is ontdekt nadat een derde schorsingsverzoek maanden later werd toegewezen. Dat er telkens per ongeluk een verkeerde maatregel (belverbod) aan klager is opgelegd zonder dat hier kritisch naar is gekeken, is zorgelijk. Hieruit blijkt echter wel dat de instelling kennelijk ook op 2 januari 2023 en 30 januari 2023 geen noodzaak heeft gezien voor de oplegging van een belverbod, terwijl klager wel degelijk in de veronderstelling was dat dit was opgelegd. Alleen al om die reden dient het beroep gegrond te worden verklaard. Maar ook als de beroepscommissie de instelling volgt en aanneemt dat er sprake was van bellen onder toezicht, blijkt uit alle verwarring en onduidelijkheid dat er in beide gevallen geen zorgvuldige en gemotiveerde beslissingen zijn genomen over de noodzaak van het toezicht, waardoor in dat geval het beroep in beiden zaken om formele redenen gegrond dient te worden verklaard. Verder wordt verwezen naar hetgeen reeds in het beroepschrift en ter zitting is aangevoerd.

Standpunt van het hoofd van de instelling
Op 2 januari 2023 is aan klager een telefoonmaatregel opgelegd, inhoudende het uitoefenen van toezicht op door klager gevoerde telefoongesprekken. De reden hiervoor is dat klager zich via zijn netwerk heeft laten doorverbinden met FPC De Kijvelanden, waar hij voorheen heeft verbleven. Dit is niet toegestaan. De telefoonmaatregel is vervolgens op 30 januari 2023 verlengd ter handhaving van de orde en veiligheid in de instelling. Daartoe is besloten omdat klager geen duidelijkheid gaf over het incident en het niet mogelijk was om afspraken met hem daarover te maken ondanks meerdere pogingen daartoe vanuit het behandelteam. Klager was niet goed in contact en wilde niet over de kwestie spreken. Het voortduren van de maatregel werd door het behandelteam continu geëvalueerd. Halverwege februari verbeterde het contact en de samenwerking tussen klager en het behandelteam en konden er afspraken met hem gemaakt worden. Daarom is op 16 februari 2023 besloten om de telefoonmaatregel te beëindigen. 

Klager heeft van beide telefoonmaatregelen een schriftelijke mededeling ontvangen, waarin per abuis stond opgenomen dat hem werd geweigerd om te telefoneren. Van een weigering om te telefoneren was echter geen sprake. Er werd enkel toezicht op klagers telefoongesprekken gehouden. Klager is van meet af aan medegedeeld dat er toezicht zou worden gehouden op zijn telefoongesprekken. Vandaar dat klager ook heeft verklaard dat hij tijdens het voeren van telefoongesprekken de telefoon op luidspreker moest zetten.

 


3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat op 2 januari 2023 een telefoonmaatregel aan klager is opgelegd, die vervolgens op 30 januari 2023 is verlengd.

Hoewel in de schriftelijke mededelingen van beide beslissingen – waarvan zo begrijpt de beroepscommissie alleen die van 2 januari 2023 aan klager is uitgereikt – staat vermeld dat het voeren van telefoongesprekken hem wordt geweigerd, heeft het hoofd van de instelling naar voren gebracht dat dit per abuis in de schriftelijke mededeling is opgenomen en dat er feitelijk sprake was van het houden van toezicht op klagers telefoongesprekken.

De beroepscommissie merkt in dit verband allereerst op dat in geval van het houden van toezicht op telefoongesprekken conform artikel 38, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) het uitreiken van een schriftelijke mededeling aan de verpleegde op grond van artikel 54 van de Bvt niet wettelijk is vereist.

De vraag die voorligt is of er in het kader van de telefoonmaatregel van 2 januari 2023 en de verlenging daarvan ingaande op 30 januari 2023 sprake was van het houden van toezicht op klagers telefoongesprekken dan wel van een weigering om telefoongesprekken te voeren. De beroepscommissie overweegt daartoe als volgt.

Klager heeft een schriftelijke mededeling van de telefoonmaatregel van 2 januari 2023 ontvangen inhoudende het weigeren van het voeren van telefoongesprekken. Naar het oordeel van de beroepscommissie is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat van een verbod ook daadwerkelijk sprake is geweest. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit de inlichtingen van het hoofd van de instelling volgt dat per abuis in de schriftelijke mededeling is opgenomen dat het om een weigering ging en klager vanaf de aanvang van de telefoonmaatregel per 
2 januari 2023 is medegedeeld dat er toezicht zou worden gehouden op zijn telefoongesprekken. Ook in de schorsingsprocedures met kenmerken 23/31275/STA en 23/31930/STA die zien op de telefoonmaatregel van respectievelijk 2 en 30 januari 2023 is door het hoofd van de instelling aangevoerd dat sprake was van het houden van toezicht op klagers telefoongesprekken ingevolge artikel 38, tweede lid, van de Bvt. Hoewel te begrijpen is dat de foutieve vermelding in de maatregel dat het een belverbod betrof in plaats van toezicht tot verwarring kan leiden, heeft klager gedurende de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissingen op grond van de feitelijke gang van zaken kunnen ervaren dat er geen sprake was van een verbod maar dat toezicht werd gehouden op zijn telefoongesprekken. Klager heeft immers tijdens de zitting bij de beklagrechter naar voren gebracht dat hij door het toezicht niet in zijn taal van afkomst mocht praten en het gesprek op de luidspreker werd gezet, waardoor het lastig was om met zin familie te praten. Ook in beroep heeft klager ter zitting aangegeven dat hij op enig moment met zijn familie kon bellen waarbij de telefoon op speaker stond zodat het aanwezige personeelslid toezicht kon houden op het telefoongesprek. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat er de facto sprake was van het houden van toezicht op klagers telefoongesprekken. Niet aannemelijk is dat klager, anders dan in het in verwarring raken, door het abusievelijk vermelden dat het een belverbod betrof in zijn belangen is geschaad.

De beroepscommissie stelt als onweersproken vast dat klager zijn netwerk heeft gebruikt om zich telefonisch te laten doorverbinden met een niet-gescreend persoon, wat niet is toegestaan. Gelet hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing van het hoofd van de instelling van 2 januari 2023 om toezicht uit te oefenen op klagers telefoongesprekken niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie begrijpt dat het noodzakelijk werd geacht dat eerst afspraken met klager werden gemaakt alvorens de telefoonmaatregel zou worden beëindigd, maar dat klager daar tot halverwege februari 2023 niet voor openstond. Ook was hij niet goed in contact en was hij niet in de samenwerking met het behandelteam. Bij deze stand van zaken acht de beroepscommissie de beslissing om de telefoonmaatregel op 30 januari 2023 te verlengen en het voortduren daarvan tot 16 februari 2023 niet onredelijk of onbillijk. 

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.


  
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 5 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven