Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35317/TA, 5 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35317/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een begeleidingsmaatregel op 24 april 2023.

De beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 22 juli 2023 het beklag ongegrond verklaard (HK2023/109). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het beklag van klager is ten onrechte ongegrond verklaard. Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld is sprake van een formeel gebrek, omdat er geen nieuwe beslissing aan klager is uitgereikt. Op 11 april 2023 is aan klager een begeleidingsmaatregel opgelegd. Op het moment dat klager op 24 april werd overgeplaatst van de herstelkamer van afdeling Nijenoord, naar zijn eigen kamer op afdeling Nicolai, had aan hem een nieuwe beslissing moeten worden uitgereikt. Door een overplaatsing naar een andere afdeling veranderen de omstandigheden namelijk zodanig dat de noodzaak van voortzetting niet langer volgt uit de oorspronkelijke beslissing. Klager kwam immers vanuit de herstelkamer weer terug op zijn eigen kamer en mocht erop vertrouwen dat hij weer volledig kon meedraaien met het reguliere programma van de afdeling. Nu dat niet het geval was, had aan hem een nieuwe beslissing moeten worden uitgereikt.
Klager betwist voorts de noodzaak van de voortduring van de maatregel, nu hij al een behoorlijke tijd onder streng toezicht stond. Hij heeft eerst een separatiemaatregel uitgezeten. Hierna heeft hij nog bijna twee weken met een begeleidingsmaatregel in een herstelkamer op een andere afdeling verbleven. Hij was gedurende deze tijd coöperatief en begeleidbaar. Gelet hierop, en ook op de inbreuk die de maatregel heeft gemaakt op zijn persoonlijke vrijheden, was de maatregel bij zijn plaatsing terug op eigen kamer niet noodzakelijk. Klager verzoekt dan ook het beroep gegrond te verklaren en aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van het hoofd van de instelling
In de periode voorafgaand aan de begeleidingsmaatregel zijn meerdere (vrijheidsbeperkende) maatregelen aan klager opgelegd. Op        11 april 2023 is besloten dat klager niet langer in afzondering hoefde te verblijven. Om klager te begeleiden in het stapsgewijs uitbreiden van zijn vrijheden is aan hem een begeleidingsmaatregel opgelegd. De eerdere dreiging, intimidatie en fysieke en verbale agressie van klager heeft veel indruk gemaakt op het personeel en heeft de orde en veiligheid in de instelling ernstig in gevaar gebracht. Een terugkeer naar de eigen kamer werd op dat moment nog niet mogelijk geacht vanwege de wrok die klager tegen het personeel koesterde. Bovendien had hij de pogingen en voorstellen tot contactopbouw afgehouden. Hij moest daarom in een herstelkamer verblijven en begeleid worden door de instelling. Op 24 april 2023 is klager weer teruggegaan naar zijn eigen kamer. De instelling wilde blijven monitoren wat een terugkeer naar de afdeling zou doen met klager en of en in hoeverre dit opnieuw tot spanningen zou leiden. De redenen om klager te blijven begeleiden door de instelling zijn niet veranderd op het moment dat klager weer naar zijn kamer kon terugkeren. De beklagcommissie heeft het beklag van klager daarom terecht ongegrond verklaard.   

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd en stelt vast dat aan klager na beëindiging van de afzondering op 11 april 2023 een als afdelingsarrest in artikel 33 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) aan te merken begeleidingsmaatregel is opgelegd, die ten hoogste vier weken mag duren, en dat deze maatregel tot 1 mei 2023 heeft voortgeduurd. Niet is gesteld of gebleken dat tegen het opleggen van de begeleidingsmaatregel van 11 april 2023 beklag is ingediend. Eerst bij klaagschrift van 24 april 2023 klaagt klager over de begeleidingsmaatregel die op dat moment voortduurt. Nu de Bvt geen beklag openstelt tegen het voortduren van een afdelingsarrest gedurende de duur van de opgelegde maatregel, had klager niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn klacht over het op 24 april 2023 nog voortduren van de op 11 april 2023 opgelegde maatregel. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag. 


Deze uitspraak is op 5 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, drs. U.A. Breedijk en mr. N.C. van Lookeren Campagne, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven