Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38723/SGA, 2 februari 2024, schorsing
Uitspraakdatum:02-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38723/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    2 februari 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur) heeft beslist de uitreiking van tekstuele delen van twee voor verzoeker op 19 januari 2024 ingekomen poststukken te weigeren en heeft deze teksten daartoe zwartgelakt. 

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift en van de nadere toelichting op het schorsingsverzoek van verzoekers raadsman, mr. T.D.D. Loeffen, van 31 januari 2024. 

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Voor zover namens verzoeker is aangevoerd dat de hoorplicht als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) niet is nageleefd, overweegt de voorzitter dat de bestreden beslissing – die is gebaseerd op artikel 36, vierde lid, van de Pbw – geen beslissing betreft die is opgenomen in artikel 57, eerste lid, van de Pbw waarvoor een hoorplicht geldt. Wel geldt voor een dergelijke beslissing dat de schriftelijke mededeling daarvan onverwijld aan verzoeker moet worden uitgereikt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is aannemelijk geworden dat – anders dan namens verzoeker is aangevoerd –dat in dit geval is gebeurd. 

Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat de beslissing in strijd met de wet is genomen, omdat de Pbw niet voorziet in het zwartlakken van stukken, overweegt de voorzitter dat de vraag of de beslissing in zoverre strijdig is met de wet een inhoudelijke beoordeling vraagt die het voorlopig oordeel van de voorzitter overstijgt. Deze vraag dient in de bodemprocedure aan de orde te komen.
 
Inhoudelijk is door en namens verzoeker aangevoerd dat geenszins is onderbouwd waarom het zwartlakken nodig is in het belang van de orde of veiligheid in de inrichting of de openbare orde of nationale veiligheid. Wat is zwartgelakt betreft immers enkel de vaststelling van het een en ander zonder technische details of iets dergelijks. Verder is sprake van geprivilegieerde post, nu het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Arnhem (hierna: het college) gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om op grond van artikel 5.2 van de – zo begrijpt de voorzitter – Wet algemene bepalingen omgevingsrecht handhavend op te treden en ter uitvoering daarvan heeft het college opdracht gegeven aan de Omgevingsdienst Regio Arnhem (hierna: de Omgevingsdienst), aldus verzoekers raadsman. 

De directeur heeft aangevoerd dat de betreffende poststukken informatie bevatten die de veiligheid van de PI Arnhem, haar bewoners en het personeel in gevaar kan brengen. Deze informatie is geanonimiseerd of weggelakt en van de overige informatie kan verzoeker kennisnemen. Daardoor kan hij ook kennisnemen van de termijn voor het aanwenden van rechtsmiddelen. De directeur stelt dat de bestreden beslissing noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid. Het onderwerp waarover verzoeker contact zoekt met de Omgevingsdienst raakt fundamentele elementen binnen het veiligheidssysteem van de PI Arnhem. De informatie ziet onder andere op de bouwkundige situatie van de PI Arnhem. Dit is in algemene zin bezwaarlijk, maar in verzoekers geval brengt het bijkomende risico’s met zich mee vanwege zijn status ‘hoog’ als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM) en zijn plaatsing op de Afdeling Intensief Toezicht met andere gedetineerden met een GVM-status. Gebleken is dat verzoekers medegedetineerden al op de hoogte zijn van de lopende verzoeken. Verzoeker beschikt – na het weglakken van de tekstuele inhoud – over voldoende informatie om kennis te kunnen nemen van de inhoud en hiervoor mogelijke rechtsmiddelen aan te wenden, aldus de directeur. 

De voorzitter overweegt als volgt.
Anders dan namens verzoeker is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen sprake van poststukken afkomstig van een van de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde geprivilegieerde instanties en/of personen, nu zowel de Omgevingsdienst als het college niet is opgenomen in de (limitatieve) opsomming in voornoemd artikel. Verder kon de directeur – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid de bestreden beslissing nemen gelet op de in artikel 36, vierde lid onder a. en b., van de Pbw genoemde belangen in combinatie met verzoekers GVM-status. Nu de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal de voorzitter het verzoek afwijzen. 

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Deze uitspraak is op 2 februari 2024 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven