Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34865/GA, 6 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34865/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    6 mei 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het uitschelden en bedreigen van het inrichtingspersoneel, ingaande op 21 april 2023.

De beklagcommissie bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 21 april 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (IJ-2023-410). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klager is in discussie geraakt met werkmeester [.1.]. over zijn werkinzet. Klager heeft werkmeester [.1.]. uitgescholden voor “kankerlijer” en heeft gezegd “als ik buiten ga blazen moet ik weer binnen zitten”. In straattaal betekent “blazen” schieten of slaan. Klager is door werkmeester [.2.]. uit het kantoor weggestuurd en in de werkzaal gezet om de situatie te de-escaleren. Werkmeester [.2.]. heeft vervolgens aan werkmeester [.1.]. gevraagd of hij hiervoor een schriftelijk verslag wilde aanzeggen. Werkmeester [.1.]. heeft toen aangegeven geen schriftelijk verslag aan te willen zeggen. Het zou bij een mededeling blijven. Bij nader inzien heeft werkmeester [.1.]. toch besloten dat hij klagers gedrag rapportwaardig vond. Om die reden is alsnog een schriftelijk verslag aangezegd aan klager. Hoewel werkmeester [.1.]. in eerste instantie heeft aangegeven dat hij klager enkel een mededeling zou geven en later toch heeft besloten om klager alsnog een schriftelijk verslag aan te zeggen, is voldaan aan artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Daarnaast is het de directeur die de disciplinaire straf oplegt en niet de werkmeester. Er is - anders dan door de beklagcommissie is geoordeeld - geen sprake van door inrichtingspersoneel bij klager opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat geen disciplinaire straf meer zou kunnen volgen. 

Standpunt van klager
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren. 

 

3. De beoordeling

Aanzegging van het schriftelijk verslag
Op grond van artikel 50, eerste lid, van de Pbw deelt een ambtenaar of medewerker indien hij constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, dit aan de gedetineerde mede. De aanzegging dient er onder meer toe om de gedetineerde op de hoogte te stellen van het feit dat jegens hem verslag wordt gedaan aan de directeur, zodat de gedetineerde zich kan voorbereiden op het gesprek met de directeur en op een eventuele beslissing tot strafoplegging. Het aanzeggen van het schriftelijk verslag is om die reden dwingend voorgeschreven en dient binnen 24 uur na het voorval te worden gedaan (vergelijk RSJ 7 oktober 2019, R-19/3770/GA). Het is dan ook aan de medewerker, die betrokken is bij het voorval, om binnen die termijn een afweging te maken met betrekking tot het al dan niet opstellen van een schriftelijk verslag. 

Uit het schriftelijk verslag van 21 april 2023 komt naar voren dat klager in discussie met werkmeester [.1.]. was geraakt over zijn werkinzet. Nadat klager hem had uitgescholden, heeft werkmeester [.2.]. klager weggestuurd uit het kantoor. Werkmeester [.1.]. heeft klager medegedeeld dat hem geen schriftelijk verslag aangezegd zou worden. Bij nader inzien heeft werkmeester [.1.]. toch besloten dat klagers gedrag rapportwaardig was en is klager een schriftelijk verslag aangezegd. Daarmee is werkmeester [.1.]. – na nadere afweging – op zijn eerdere mededeling teruggekomen. Nu dit binnen de daarvoor beschikbare termijn van 24 uur is gedaan, is naar het oordeel van de beroepscommissie door de werkmeester conform de daarvoor geldende wettelijke regeling gehandeld. Het moet immers mogelijk zijn voor een medewerker om gebeurtenissen op zich te laten inwerken en eventueel met anderen te bespreken en dan tot een andere conclusie te komen dan direct na een incident, zolang dat maar binnen de termijn van 24 uur is. Nu het schriftelijk verslag binnen die 24 uur alsnog is aangezegd, mocht de directeur klager een disciplinaire straf opleggen. 

Disciplinaire straf
Op grond van artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang bezien met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte opleggen, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Klager is een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruime dan een strafcel opgelegd vanwege het uitschelden en bedreigen van inrichtingspersoneel. Uit het schriftelijk verslag komt naar voren dat klager de werkmeester heeft uitgescholden voor “kankerlijer”. Daarnaast heeft klager gezegd “als ik buiten ga blazen, moet ik weer binnen zitten”. Binnen de straattaal staat blazen voor schieten of slaan. Daarnaast heeft klager een dreigende en agressieve houding aangenomen. Rustige communicatie met klager was niet mogelijk. 

Gelet op het gedrag van klager, zoals dat staat beschreven in het schriftelijk verslag, is de beroepscommissie van oordeel dat de door de directeur aan klager opgelegde disciplinaire straf redelijk en billijk is. 


Conclusie 
Gelet op al het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag van de door de beklagcommissie aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 6 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. B. van de Werf, leden, bijgestaan door mr. P.L.  Kraaijenbrink, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven