Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32785/GA, 5 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:05-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32785/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de rookgeur op de wc bij de arbeidszaal.

De beklagcommissie bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 15 maart 2023 het beklag ongegrond verklaard (ZS-ZW-2022-395). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

 

2. De beoordeling
Het beklag is gericht tegen de rookgeur op de wc bij de arbeidszaal. Dat klagers raadsvrouw in beroep stelt dat de arbeidszaal zelf niet rookvrij is, zal dan ook buiten beschouwing blijven.

Het beklag is gericht tegen een algemene situatie, die niet specifiek klager betreft. Daarom is het beklag vergelijkbaar met een beklag tegen een algemene regel. Daartegen staat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie alleen beklag open, als er sprake is van strijd met (hogere) wet- of regelgeving. Dat criterium dient dan ook te gelden in gevallen als deze.

Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet dient een rookverbod ingesteld, aangeduid en gehandhaafd te worden in justitiële inrichtingen. Uit de Memorie van Toelichting bij de Tabaks- en rookwarenwet volgt dat een van de doelstellingen van de wet is de bescherming van de niet-roker tegen tabaksrook.

Het is verboden te roken in het JC Zaanstad, met uitzondering van de eigen cel en de door de directeur aangewezen ruimtes. Op de wc bij de arbeidszaal is het niet toegestaan om te roken. De directeur heeft een verplichting om het in de inrichting geldende rookverbod te handhaven (zie bijvoorbeeld RSJ 22 december 2016, 16/3548/GA).

Klager stelt dat hij last heeft van de rookgeur op de wc bij de arbeidszaal. Arbeidsmedewerkers zouden volgens klager toestaan dat er gerookt wordt in de wc’s. Ter beklagzitting heeft hij gezegd dat niet alle medewerkers hem in de gelegenheid stellen gebruik te maken van een andere wc. 

De directeur heeft aangevoerd dat roken bij de arbeid en in de wc’s niet is toegestaan. Geen van de arbeidsmedewerkers staat roken op de wc’s toe. Indien een medewerker toch vaststelt dat een gedetineerde rookt, wordt hem een rapport aangezegd en wordt hij teruggestuurd naar zijn leefafdeling. De directeur geeft hierbij aan dat het soms lastig is om het roken vast te stellen, omdat er om privacy-redenen geen camera’s op de wc hangen en de rookmelder bij een geringe hoeveelheid rook niet altijd afgaat. Volgens de directeur heeft klager slechts één keer melding gemaakt van een rookgeur. De rookgeur is toen ook door een medewerker waargenomen en deze heeft klager aangeboden om gebruik te maken van een andere wc. 

De beroepscommissie ziet geen redenen om te twijfelen aan wat de directeur heeft aangevoerd. Er geldt een rookverbod bij de arbeid. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat het personeel gedetineerden zou toestaan om te roken op de wc. De directeur heeft toegelicht hoe het rookverbod wordt gehandhaafd. Bovendien is voldoende aannemelijk dat klager van een andere wc gebruik mag maken als er een rookgeur hangt.

Gelet op het voorgaande heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie de op hem rustende handhavingsplicht niet geschonden. Daarom is er niet gebleken van strijd met wet  of regelgeving. Daarom kan klager niet worden ontvangen in zijn beklag tegen de algemene situatie. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie dan ook vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.


Deze uitspraak is op 5 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven