Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33877/GA, 5 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:05-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33877/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheden bij de arbeid, waardoor hij niet meer kan deelnemen aan arbeid, waarmee de directeur zijn zorgplicht schendt.

De beklagcommissie bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 15 maart 2023 het beklag ongegrond verklaard (ZS-ZW-2022-407). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

 

2. De beoordeling
Klager heeft over een aantal omstandigheden op de arbeidszaal geklaagd. Hij klaagt er mede tegen dat er wordt gerookt op de wc bij de arbeidszaal. De beklagcommissie heeft in dat kader verwezen naar de uitspraak in de gelijktijdig behandelde klacht met het kenmerk ZS ZW 2022 395. Tegen die uitspraak heeft klager beroep ingesteld (kenmerk 23/32785/GA). Omdat niet meermaals over hetzelfde kan worden geklaagd, heeft de beklagcommissie klager ten onrechte ontvangen in dit onderdeel van het beklag. De beroepscommissie verwijst naar haar uitspraak met eerdergenoemd kenmerk. Wat klagers raadsvrouw aanvoert over dat de arbeidszaal zelf niet rookvrij zou zijn, valt buiten de reikwijdte van het beklag en blijft daarom buiten beschouwing.

De beroepscommissie begrijpt dat klagers klacht er (voor het overige) op neerkomt dat hij door omstandigheden bij de arbeid niet meer kan deelnemen aan arbeid. Klager voelt zich in de eerste plaats door het gedrag van medegedetineerden niet op zijn gemak op de arbeid. Medegedetineerden spreken veel over drugsgebruik. Tegen de omstandigheid dat gedetineerden spreken over drugs, staat echter geen beklag open. Daarom is klager ten onrechte ontvangen in dit onderdeel van het beklag.

Hiernaast ervaart klager spanningen en veel prikkels. Daarom is er met hem afgesproken dat hij eerder weg mag bij de arbeid, maar dat mag volgens hem niet meer. Klager zou op een andere plek arbeid willen verrichten. De directeur zou volgens klager de zorgplicht voor een goede arbeidsplek schenden door hem geen alternatief aan te bieden. Klager heeft ter beklagzitting gesteld dat hij heeft gevraagd om een alternatief en klagers raadsvrouw heeft in beroep gesteld dat klager heeft verzocht om overplaatsing naar een andere werkzaal.

De beroepscommissie is echter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager heeft verzocht om een overplaatsing naar een andere werkzaal. Daarom heeft de directeur hierover ook geen beslissing genomen, waartegen zou kunnen worden geklaagd. Klager is dan ook ten onrechte ontvangen in dit onderdeel van het beklag.

Nalatigheid van de directeur ten aanzien van het (specifiek) voor klager aanpassen van de omstandigheden op de arbeid zou tot slot gelijk kunnen worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

In de door klager gestelde omstandigheden kan geen sprake zijn van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur, ook nu klager bij de directeur een verzoek had kunnen indienen om op een andere werkzaal te mogen werken. Daarom heeft klager onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag en is hij onterecht ontvangen in dit onderdeel van zijn beklag.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.


Deze uitspraak is op 5 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven